Werkgroep 1 - Energie-inhoud van een maaltijd e-modules WG2 Flashcards
Amylase
Zit in speeksel in de mond en in pancreassap en knippen polysacchariden in oligosacchariden (in de mond) en in disacchariden (na maag)
Monosacchariden naar bloedbaan
Via GLUT-2 gaan glucoe, galactose en fructose naar de bloedbaan
SGLT-1 kan vanuit het lumen glucose opnemen uit in een enterocyt
Te veel glucose
In bloed = als glycogeen opgeslagen in spier- en levercellen
In lever = omzet in vet
Pepsine
Eiwitafbrekend enzym.
- Chief cells zorgen voor afgifte pepsinogeen in de maag
- Gastrine stimuleert afgifte van maagzuur wat HCl bevat
- HCl zet pepsinogeen om in actieve vorm van pepsine
- Pepsine kan zelf ook pepsiogeen omzetten
Peptidase
- in de pancreas worden pro-peptidasen gevormd
- worden omgezet in peptidase en komen in dunne darm
- Enteropeptidasen (in darm) zetten trypsinogeen om in trypsine
- Trypsine is activator van alle andere peptidasen
Opname enterocyt
- aminozuren kunnen door symport met natrium worden opgenomen (gefaciliteerde diffusie)
- di-/tripeptiden gaan door Pept-1 met H+ de enterocyt in
- natrium verlaat enterocyt via Na-K- ATPase
Pancreatische stoffen
- Endopeptidasen = knippen middenin een eiwit -> trypsine, chymotrypsine en elastase
- Exopeptidasen = knippen einden van een eiwit
- Natriumbicarbonaat = netraliseert zure maaginhoud
Afbraak triacylglycerol
- 1 vetzuur wordt verwijderd wat resulteert in diacylglycerol
- 2 vetzuren worden verwijderd wat resulteert in monoacylglycerol
Vertering vetten
- linguaal lipase (pH4) in de mond, wat triglyceriden omzet in diacylglycerol en vetzuren
- maaglipase in maag, heeft zelfde functie als linguaal lipase
- Pancreas geeft enzymen af in duodenum en gal door galblaas.
- galzouten uit gal zorgen voor emulsificatie, waardoor oppervlak wordt vergroot -> snellere afbraak
- Ook verhoogt gal de pH voor pancreasenzymen.
- Triglyceriden worden glycerol en vetzuren en vetzuren gaan naar enterocyt
Opnamen vetten door enterocyten
- Glycerol, korte en middellange vetzuren
- Na opname apicale membraan kunnen ze de enterocyt uit diffunderen aan de basolaterale zijde
- vetzuren kunnen zo direct in capillairen komen.
- vetzuren kunnen gebonden aan albumine in de bloedbaan vervoerd worden
Opname vetten door enterocyten
- Cholesterol, lysofosfolipiden, monoacylglycerol en lange vetzuren
Na opname in enterocyt worden ze bewerkt:
1. in ER worden vetzuren met monoacylglycerol tot triglyceriden opgebouwd, lysofosfolipiden tot fosfolipiden en cholesterol tot cholesterolesters.
2. Apolipoproteïnen (uit RER) worden bijgevoegd en deze vormen samen in Golgi een chylomicron (lipoproteïne)
3. Blaasjes chylomicronen schieden van Glogi en smelten met basolaterale membraan
4. Chylomicronen kunnen met lymfevaten diffunderen en zullen in vena subclavia uitmonden
- Chylomicronen worden door lipoproteïne lipase afgebroken
Chylomicron
Lipoproteïne die grotere vetten in het bloed transporteert.
Bestaat uit buitenmmebraan van apoliproteïnen en fosfolipiden en in het deeltje zitten triglyceriden, lange vetzuren, cholesterolesters en cholesterol
Afbraak vetten
mond = klein deel
maag = rest
dunne darm = meest
Lipoproteïne
Hebben hun naamgeving te danken aan de dichtheid:
VLDL, LDL, IDL, HDL
Productie insuline, glucagon en adrenaline
Insuline wordt gemaakt door bètacellen van de eilandjes van Langerhans, glucagon wordt gemaakt door alfacellen van de eilandjes van Langerhans en adrenaline in de chromaffinecellen van het bijniermerg (medulla).
Stimuli afgifte hormonen
Insuline bij een te hoge concentratie, glucagon bij een te lage concentratie glucose en adrenaline bij stress en inspanning.
Adrenaline cascade
- Adrenaline Binding aan qGPCR -> alpha-subunit wordt geactiveerd
- adenylylcyclase wordt geactiveerd
- ATP wordt in cAMP omgezet
- cAMP activeert PKA
- PKA activeert fosfolipase kinases -> calciuminflux
Insuline cascade
- insuline bindt aan RTK, heteromeren komen samen en fosforyleren zichzelf op tyrosine substraten
- PI3 wordt geactiveerd dit fosforyleert PIP2 in PIP3
- Akt wordt gefosforyleerd en Akt activeert GLUT-receptoren -> omzet glucose in glycogeen
Glucagon cascade
- Glucagon binding aan sGPCR en activatie alpha subunit
- activatie fosfolipase c wat inositol fosfolipide activeert
- Dit splits in diacylglycerol en IP3 -> aan IP3 bindt PKC en IP3 bindt aan calcium kanaa
- Calciuminflux wat aan PKC bindt en het activeert
Insuline effecten hepatocyten, myocyten en adipocyten
- In hepatocyten = stimulatie van glycogenese, glycolyse, lipogenese en synthese van eiwitten
- In Myocyten = stimulatie van glycogenese, glycolyse, vergrote opname van glucose door de translocatie van GLUT-4 transporters naar de celmembraan
- In adipocyten = glycolyse, lipogenese, glucose opname en de synthese van lipoprotein lipase
Glucagon in hepatocyten
Heeft alleen invloed op de lever:
- Glycogenolyse
- Gluconeogenese
- Afbraak van vet
glycogenolyse
Afbraak van glucogeen in glucose
Mineralen
natrium, calcium, chloride, fosfor, kalium, magnesium en sulfaat
Sporenelementen
Zijn mineralen waar mensen weinig van nodig hebben:
ijzer, zink, jodium, slenium, koper, fluoride, chromium en molybdeum