Hoorcollege 7 - Tractus digestivus: microscopisch anatomische aspecten en de functies Flashcards

1
Q

Cellen in de tractus digestivus

A
  • Epitheelcellen
  • Kliercellen
  • Spiercellen
  • Endocriene cellen
  • Zenuwcellen
  • Cellen immuunsysteem
  • Stamcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epitheel tractus digestivus

A
  1. Eenlagig plaveisel = bloedvaten en buitenbekleding darm
  2. Meerlagig (niet verhoornd) plaveisel = mond en slokdarm
  3. Kubisch = Afvoergangen
  4. Cylindrisch = dunne darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sluitlijst van epithelia

A
  1. Zonula occludens = tight junctions
  2. Zonula adherens = adherens junctions
  3. Macula adherens = desmosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opbouw tractus digestivus (buiten naar binnen)

A
  1. Serosa
  2. 2/3 spierlagen + plexus van zenuwcellen
  3. Submucosa + kleine lymfeklieren en bloedvaatjes
  4. Mucosa + plexus van zenuwcellen en kleine spiertjes die in direct contact met lumen staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Muceuze cellen (in speekselklieren)

A
  • Grote granula bij apicale secretie
  • Scheiden glycoproteïne uit (slijmvorming)
  • Cilindrisch van vorm
  • Samengedrukte kern (basale kant cel)
  • In buisjes gegroepeerd
  • Licht van kleur onder microscoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sereuze cellen (in speekseklieren)

A
  • Kleine granula bij apicale secretie
  • Scheiden eiwitten/ enzymen uit
  • Piramidevorm
  • Ronde kernen
  • In Acini gegroepeerd
  • Donker van kleur onder microscoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Myo-epitheliale cellen

A

Kleine spiercellen die bijdragen aan secretie van kliercellen in acini, liggen hier ook omheen.
- Bij zuur in de mond trekken deze spiertjes samen, waardoor secreet sneller de afvoergang bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Striated duct

A

Hier worden ionen teruggepompt, wat actief transport is -> veel mitochondria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klieren

A

Glandula submandibularis = Zit onder de kaak en is een gemengde klier met veel acini
Glandula sublingualis = Onder de tond, bevat geen sereuze acini maar voornamelijk muceus secreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oesophagus

A
  • Geen slijmbekercellen maar muceuze klieren -> esophageal cardiac glands (geen korreltjes)
  • Bovenste deel is skeletspierweefsel en onderste deel is glad spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maag

A
  • Eenlagig cylindrisch epitheel en aan begin muceuze klieren die de pH laag houden.
  • Epitheelcellen zijn vaak gedifferentieerd in klier of pariëtale cellen
  • Bevat maagplooien die bestaan uit mucosa en submucosa.
  • dwars, circulair en longitudinale spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gastric pits

A

Lopen vanaf maagklieren naar lumen. Bestaan uit (van boven naar beneden):
- Muceuze cellen = produceren mucus en alkalische vloeistof die cellen in de maag beschermt tegen het zure milieu
- Muceuze nekcellen = produceren zuur, maar zorgen ook dat er een slijmlaagje is
- Pariëtale cellen = maken zoutzuur en intrinsic factor
- Chief cells = maken enzymen voor de maag: pepsinogeen en maaglipase
- G-cellen = geven Gastrine af aan het bloed
- Stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pariëtale cellen

A

Eosinofiel (basisch), bevatten veel mitochondria
Inactief = weing microvili
Actief = als eten in maag komt, tubulovesiculaire fuseren met celmembraan om inhoudt af te geven. Productie HCl kost veel ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Productie HCl

A
  1. CO2 en H2O worden HCO3-
  2. HCO3- wordt met een pomp basolateraal naar buiten gepompt in ruil voor Cl-
  3. H+ wordt apicaal naar buiten gepompt voor Kalium
  4. Cl- en k+ gaan apicaal naar buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Entero-endocriene cellen in de dunne darm

A
  1. S-cel = produceert secretine, stimuleert bicarbonaatsecretie van de pancreas
  2. I-cel = produceert CCK, stimuleert secretie pancreasenzymen
  3. Mo-cel = produceert Motiline, stimuleert gladde spiercelactiviteit in de darm
  4. EC-cel = produceert serotonine, stimuleert gladde spiercellen in bloedvaatjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Entero-endocriene cellen

A

Open = directe verbinding met lumen
- Ook gesloten zorgen ze voor secretie van stoffen aan de basolaterale kant

17
Q

Opbouw dunne darm

A
  1. Mucosa
  2. Submucosa + plexus van Meissner
  3. Mucularis propria + plexus van Auerbach
  4. Serosa
18
Q

Crypten van Lieberkühn

A

Hier liggen onderin de stamcellen en door deze plooien is het oppervlakte van de dunne darm bijna 200 M2

19
Q

Cellen in de dunne darm

A
  1. Enterocyten = secretie peptidases en disacharidases. En opname van monosacharidases, aminozuren, vetzuren, glycerol en di- en tripeptiden.
  2. Slijmbekercellen = productie slijm met glycoprotëine
  3. Entero-endocriene cellen = I-cell en S-cell
  4. Turftcellen = cellen met onbekende functie
  5. Paneth-cellen = liggen in de crypten en spelen rol bij afweer (kunen bacteriën in crypten afbreken)
  6. Stamcellen
  7. Progenitorcellen = uit stamcellen en kunnen verder differentiëren
20
Q

Plaques van Peyer

A

Groepjes aggregaten van het lymfestelsel. Ze zijn verantwoordelijk voor de afweer in de darmn

21
Q

Vetten

A

Vetten worden als ze in chylomicronen zijn omgezet opgeslagen in witte adipocyten. Voordeel van vet opslaan:
1. Vet bevat veel energie per gram
2. Niet wateroplosbaar dus doet de osmotische waarde niks

22
Q

Oplsag van vet

A
  1. Insuline kan meer lipoproteïne lipase vrijmaken
  2. Dit zet chylomicronen om in vrije vetzurem en glycerol
  3. Dit wordt via het bloed naar adipocyten vervoerd en die bouwt het weer op tot triglyceriden
23
Q

Afbraak van vetten

A
  1. Hormoonsensitief lipase wordt in de adipocyt gemaakt
  2. Dit breekt de vetten in de vetbol af
  3. Vrije vetzuren gaan de adipocyt uit en binden aan albumine
  4. Samen transporteren ze naar organen
24
Q

Bruine adipocyten

A

Adipocyten worden in de 30e week angelegd en zijn bruin door de hoeveelheid mitochondria. Vetzuren gaan hier niet de bloedbaan in maar worden bij de citroenzuurcyclus gebruikt. UCP-1 ontkoppelt deze waardoor de moleculen in warmte worden omgezet.
Bruin vet genereert zo dus warmte

25
Q

Leptine

A

Geeft een verzadigd gevoel na een maaltijd, wordt afgeschieden door adipocyten

26
Q

Exocriene functie pancreas

A

Bloedbaan is in contact mer de acini. Acinaire cellen zorgen voor secretie van enzymen onder invloed van CCK

27
Q

Centro-acinaire cellen

A

Acini met grotere lumina wat specifiek is voor de pancreas. Deze vormen de basis voor grotere afvoergangen

28
Q

Endocriene functie van de pancreas

A

De eilandjes van Langerhans die Alfa, bèta en delta cellen bevatten
- Delta-cellen zorgen voor de secretie van somatosine

29
Q

Bloedtoevoer lever

A
  • Venen vanuit de darm en arterie in dezelfde sinus -> gemegnd bloed
30
Q

Ruimte van Disse

A

Hier komen levercellen en de bloedsomloop in contact. Hier komt gemengd bloed binnen, bloedtoevier van de vena porta en de arterie hepatica.
Hier zijn soms ook kupffercellen aanwezig, macrofagen die oude rode bloedcellen fagocyteren

31
Q

Hepatocyten

A

Bevatten veel RER voor productie van plasma eiwitten. Ook veel GER voor detoxificatie, via hier komen toxische stoffen in gal terecht.
- Bevatten granula met glycogeen

32
Q

Leverstamcellen

A

Liggen tussen epitheelcellen om het galkanaa en kunnen een levercel of galgangcel worden.
Ook liggen er stamcellen rond de centrale vene om de lever te onderhouden