Werkgroep 1 Flashcards
Wat is het mediastinum? Geef een volledige definitie.
Het mediastinum is de ruimte achter het borstbeen, tussen de longen. Het kan worden onderverdeeld in het voorste, middelste en het achterste deel.
Hoe wordt het mediastinum anatomisch onderverdeeld? Beschrijf de topografische relaties en benoem de inhoud. Geef waar mogelijk de functies van de structuren.
a. Mediastinum superius: wordt begrensd door bovenaan apertura thoracis superior, anterior door sternum (angulus sterni) tot ongeveer Th4, bevat thymus (afweersysteem: productie T-cellen), grote bloedvaten (veneus systeem: afkomstig hoofd/arm, arterieel systeem: achter vena cava de aorta met truncus branchocephalicus met vaten die ontspringen), trachea (achter vaten/aorta, luchtpijp), oesophagus (slokdarm, achter trachea), zenuwen (n. vagus: parasympatisch hersenzenuw, truncus sympathicus: sympathisch, n. phrenicus sympatisch diafragma en ductus thoracicus: afvoer lymfe)
b. Mediastinum inferius:
i. Mediastinum anterius: bevat aa. en vv. thoracica interna en deel thymus
ii. Mediastinum medium: bevat hart en pericardium
iii. Mediastinum posterius: bevat oesophagus, ductus thoracicus, aorta descendens (ofwel aorta thoracica), nn. Vagi, v. azygos, v. hemiazygos, en trunci sympathici
Waarom is kennis van het mediastinum belangrijk voor een arts? Geef aan wat de klinische relevantie is.
Klinische relevantie: bij beeldvorming, weten waar alles ligt
Wat is de thymus voor orgaan
In de thymus rijpen cellen uit het beenmerg uit tot een speciaal soort witte bloedcellen. Deze heten T-lymfocyten. Ze helpen het immuunsysteem om het lichaam te beschermen tegen bacteriën, virussen en schimmels. De thymus bevindt zich vlak achter het borstbeen (in de borstkas), vlakbij het hart en tussen de longen.
Op de afbeelding zijn een aantal structuren die zich in het mediastinum bevinden niet te zien. Onder andere de ductus thoracicus is vanwege zijn afmetingen niet te zien. Wat is dit voor een structuur, wat is de functie, wat is het beloop en waar zouden we die ongeveer in de figuur moeten plaatsen?
De ductus thoracicus (ook wel: borstbuis) is een verzamelkanaal van het lymfevaatstelsel, het grootste lymfevat in het menselijk lichaam. Het begint in de cisterna chyli (=lymfezak ventraal van de eerste/tweede lendenwervel) door het middenrif naar de borstholte, afbuigend naar de linker halsslagader en vena fugularis interna. In het plaatje zou het zich tussen de oesophagus, aorta en ‘body of thoracic vert.’
Welke zenuwen verzorgen de visceromotoriek (autonome of onwillekeurige aansturing van de inwendige organen door het autonome zenuwstelsel) van de thoraxorganen?
a. N. vagus: Zenuw, innerveert parasympatisch (met name rust). Het is van origine een hersenzenuw. Voorziet de organen van ‘rust’. Aftakking hiervan is n. laryngeus recurrens. Deze innerveren de stembanden.
b. Truncus sympathicus: Zenuw, innerveert sympathisch (voorziet organen van ‘actie’). Loopt naast de wervelkolom.
c. N. phrenicus: Doelorgaan is diafragma. Innerveert sympathisch. Ontspringt vanuit ruggenmerg in je nek.
Ga na hoe angina pectoris ontstaat en verklaar de relatie met de omstandigheden waaronder de klachten ontstaan (het pathofysiologisch proces).
Angina pectoris (=medische term ‘pijn op de borst’) houdt in dat de circulatie van coronairarterie niet goed is en er benauwdheid is van het hart. Er is een relatief tekort van zuurstof naar het hart en de aanvallen worden hierom als ‘pijn op de borst’ omschreven. Deze aanvallen komen vaak voor tijdens inspanning, kou of emotie en verdwijnen na ongeveer een kwartier. De vernauwingen van de kransslagaderen komt vaak door slagaderverkalking (=atherosclerose). Uiteindelijk kan door te zuurstoftekort hartcellen afsterven, waardoor een angina pectoris op een ECG is terug te zien. Nitraat heeft geen effect bij een hartinfarct, wel bij een angina pectoris.
Langs welke wegen (banen) komt de pijn tot stand (pijngeleiding), en hoe is de uitstraling naar bijvoorbeeld de linker arm te verklaren?
Ischemie prikkelt de sympathische zenuwen (geleiding: cadiale plexus, ganglia in de grensstreng, ruggenmerg, thalamus, cortex). Uitstralende pijn in linkerarm hals, kaak treedt op door gemeenschappelijke innervatie van huidgebied (dermatoom) en hart: segmenten van het ruggenmerg C7 tm Th4.
Welke factoren bepalen pijnbeleving?
a. De ernst van de aandoenign zelf: uitgebreide / ernstige stenosen geven meer klachten; bij sterke toename van de klachten spreken we van instabiele anginapectoris: een reden voor spoedverwijzing (observatie en diagnostiek op Eerste Hart Hulp, ev dotteren/plaatssen stent)
b. Eventuele eerdere hartziekten van patient of in omgeving en hoe die zijn behandeld
c. Persoonlijkheid
d. Psychische stoornis (somatisatoforme stoornis, angststoornis of depressief)
e. Mate van sociale steun
f. Culturele factoren
Welke specifieke klinische verschijnselen maken de diagnose myocardinfarct als oorzaak van pijn op de borst waarschijnlijk?
Kenmerkend is ernstige, drukkende pijn midden op de borst met eventuele uitstraling naar de kaken, hals, armen, rug of maagstreek, die niet binnen 10 minuten overgaat en bijkomende vegetatieve verschijnselen zoals misselijk, transpireren, hartkloppingen en eventueel lage bloeddruk of shock
Welke andere organen zouden pijn op de borst kunnen veroorzaken, en van welke orgaansystemen maken deze deel uit?
a. Pericarditis (ontsteking hartzakje, voorover buigen, felle pijn, koorts), Hartklepaandoening, Hartritmestoornissen, Longproblemen, Slokdarmproblemen, Spierpijn op de borst
b. Skelet/spierenborstwand: trauma, myalgie (spierpijn), arthralgie (gewrichtspijn), morbus Tietze
c. Cardiaal: angina pectoris, myocard infarct, pericarditis (risicofactoren: roken, verhoogde bloeddruk of verhoogd cholesterol, sporten), uitstraling
d. Psychisch: paniekaanval
e. Gastro-intestinaal: reflux (terugstroom maaginhoud naar slokdarm), oesofagusspasmen
f. Vasculair: thoracaal oeh aortae (verwijding/uitstulping van aorta in de thorax in verloop van tijd / dissectie (scheuren aneurysma)
g. Huid: Gordelroos
h. Pulmonaal: lonembolie, pneumothroax (klaplong) of pneumonie (longontsteking)
i. Embolie: een afsluiting van een slagader / haarvat door een andere plaats afkomstige embolus
Kunt u voor elk orgaansysteem twee bijpassende anamnesevragen bedenken?
a. Skelet en spieren: Heeft u recent gesport of iets zwaars getild, heeft u op de plek drukpijn? Bent u gevallen?
b. Hartaandoeningen: Straalt het uit naar uw linkerarm of kaak, drukkende pijn?
c. Psychische aandoeningen: heeft u tintelingen, heef u veel stress?
d. Gastro-intestinale aandoeningen: heeft u scherpe pijn, wat is de plek van de pijn?
e. Vasculaire aandoening: heeft u scheurende pijn? Trekt de pijn door naar de rug?
f. Huidaandoeningen: heeft u last van blaasjes en waar?
g. Longaandoeningen: heeft u koorts, heeft u last van kortademigheid?
Op welke (verschillende) manieren kan een ventriculaire tachycardie zich presenteren? Verklaar daarbij ook dat de kinderen gewaarschuwd moesten worden.
Bij ventrikeltachycardie (kamertachycardie) slaan de kamers van het hart te snel. De hartslag ligt tussen de 100 en 240 slagen per minuut. Kenmerkende symptomen zijn hartkloppingen / hartbonzen, hartoverslagen, zweten, een onaangenaam gevoel en/of misselijkheid, duizeligheid en flauwvallen. Als ventrikeltachycardie overgaat in ventrikelfibrilleren ontstaat een levensbedreigende situatie. Bij ventrikelfibrilleren valt de bloedsomloop stil. Hierdoor raakt de patiënt bewusteloos. Er is dan sprake van een hartstilstand. Vanwege de mogelijk levensbedreigende situatie moeten de naasten familie op de hoogte worden gebracht.
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in klinisch beeld en ontstaanswijze met een supraventriculaire tachycardie?
Supraventriculaire ritmestoornissen zijn ritmestoornissen waarbij de atria deel uitmaken van de ritmestoornis. Supraventriculaire ritmestoornissen hebben over het algemeen hun oorsprong in de atria of de AV-knoop. Dit in tegenstelling tot ventriculaire ritmestoornissen waar de ventrikels van het hart het ritme bepalen, onafhankelijk van de atria.
Beschrijf de opeenvolging van elektrische gebeurtenissen in het hart die aanleiding geven tot een normale hartslag.
Sinusknoop -> AV knoop -> AV bundel / bundel van His -> Bundel takken -> Purkinje vezels