Kliniek hypertensie Flashcards

1
Q

Bij welke waardes spreken we van een normale bloeddruk?

A

120/80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als de systolische bloeddruk (SBD) 160-180 mm Hg is, van wat voor bloeddruk is er dan sprake?

A

Verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als de systolische bloeddruk (SBD) 180-200 mm Hg is, van wat voor bloeddruk is er dan sprake?

A

Sterk verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als de systolische bloeddruk (SBD) 140-160 mm Hg is, van wat voor bloeddruk is er dan sprake?

A

Licht verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer spreken we van een zeer ernstig verhoogde bloeddruk?

A

Bij een SBD van >200 mm Hg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is hypertensie een ziekte?

A

Nee, maar het is een risicofactor voor ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt de bloeddruk gemeten?

A

 Zittend met arm op harthoogte
 Manchet, voldoende breed, om bovenarm
 Tijdens oppompen pols voelen: als wegvalt 20mmHg erbij, dan leeg laten lopen
 Luisteren met stethoscoop: noteren verschijnen en verdwijnen van de tonen-> boven, resp. onderdruk
 Eén maal herhalen (voor wetenschappelijk onderzoek 2x herhalen)
 Gemiddelde nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor kan een meting afwijken?

A

Inspanning of stress (voor dokter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij veel twijfel over een individuele meting kan een andere manier van meten worden gedaan, welke is dit?

A

24-uurs meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij hoe veel procent is er sprake van essentiële hypertensie (primaire)?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn oorzaken van secundaire hypertensie?

A

Nier, bijnier, schildklier, bijschildklier, overig (glycyrrhinezuur, anticonceptiepil, NSAIDs, alcohol, cocoaine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je secundaire hypertensie onderscheiden?

A

Doordat dit vaak jonge patiënten zijn, en deze blijven o.i.v. behandeling toch rondlopen met hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar verwijs je patiënten met een vermoeden van secundaire hypertensie naar toe?

A

Vaatinternist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geeft hypertensie klachten?

A

Vrijwel nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klachten geeft hypertensie als er sprake is van een crisis?

A

hoofdpijn, pijn op de borst, kortademigheid en

duizeligheid en neurologische uitval, slecht zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke klachten kunnen ernstig verhoogde bloeddruk (boven 200) geven?

A

die wordt of kan worden gecompliceerd door acute schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen

17
Q

Welke klinische gevolgen zijn er betreft orgaanschade voor rechtstreekse toename hypertensie?

A

Hypertrofie hartspier

Ogen en nieren: verdikking arteriolen-> functievermindering

18
Q

Welke klinische gevolgen zijn er betreft orgaanschade voor atherosclerose?

A

 Ischemische hartziekten: myocardinfarct en angina pectoris
 Hartfalen
 Perifeer arterieel vaatlijden (benen!)
 Cerebrovasculaire incidenten: CVA en TIA

19
Q

Wat zijn de niet-medicamenteuze behandelingen voor hypertensie?

A

 Stoppen met roken
 Voldoende bewegen - >30 minuten, 5 dagen per
week
 Gezonde voeding
 Alcoholconsumptie beperken (tot 2-3 eenheden/dag)
 Optimaliseren lichaamsgewicht
 Stressfactoren evalueren

20
Q

Wat is het doel van de behandeling van hypertensie?

A

 Voorkomen van ernstige of zelfs maligne hypertensie
(asthma cardiale, hypertensieve encefalopathie, hersenbloedingen, nierinsufficientie)
 Voorkomen van hart- en vaatziekten

21
Q

Bij voornamelijk diabeten en nierpatiënten wordt er gestreven naar een lage bloeddruk. Wat zijn deze streefwaarden en waarom?

A

140/90 en moet er worden gelet op verminderde orgaanperfusie

22
Q

Waar wordt de hoogte van de bloeddruk door beïnvloed?

A
  • Hartminuutvolume(flow)
  • Periferevaatweerstand
  • Compliancevande(grote)arteriën (windketelfunctie)
23
Q

Waar is het hart-minuut-volume (HMV) afhankelijk van?

A

 Vulling van het vaatstelsel
 Activiteit van het autonome zenuwstelsel
(o.i.v. baroreceptoren)

(hartfrequentie * slagvolume)

24
Q

Waar wordt de perifere vaatweerstand met name door gereguleerd?

A

Renine Angiotensine Aldosteron Systeem

25
Q

Wat zijn bloeddruk verlagende middelen? (PS: DIT HOEF JE NIET TE KENNEN IS TER ILLUSTRATIE DAT MEN VAAK MEERDERE MEDICATIE NODIG HEEFT)

A
 Diuretica
 Betablokkers
 ACE-remmers
 Angiotensine 2 Receptor (type1) Blokkers  Calciumantagonisten
 Directe vaatverwijders
26
Q

Welke medicatie moeten sowieso worden toegediend bij hart- en vaatziekten?

A

Statines (cholesterol; 2,5mmol/L en simvastatine 10-20 mg/dag) en acteylsalicylzuur (80 mg/dag

27
Q

Welke medicatie moet altijd worden toegediend na een TIA / CVA?

A

Clopidogrel

28
Q

Wat is de behandeling bij atriale fibrillatie?

A

prothese / kunstklep

29
Q

Wat zijn de controles bij hypertensie?

A

 Elke 3 maanden bij praktijkassistente, praktijkondersteuner of huisarts bloeddruk meten, incl. uitkomsten zelfmeting
 Elk jaar bloedonderzoek op nierfunktie
 Elke 3-5 jaar onderzoek bloedglucose en lipiden