Kliniek ziekten long- en luchtwegen Flashcards

1
Q

Hoe kunnen luchtweginfecties verdeeld worden?

A

Naar lokalisatie, bovenste en onderste luchtweg infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke is gevaarlijker, bovenste of onderste luchtweginfecties?

A

Onderste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van bovenste luchtweginfecties?

A
– Acute virale rhinitis 
– Rhinosinusitis
– Acute otitis media
– Pharyngitis/tonsillitis 
– Tracheitis/laryngitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van onderste luchtweginfecties?

A

– Bronchitis
– Bronchiolitis
– Pneumonie
– Tuberculose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke typen ziekte-verwekkers zijn er bij luchtweginfecties?

A

Viraal, bacterieel, schimmels en parasieten (alleen bij gestoord immuunsysteem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van acute virale luchtweg infectie?

A

Mild (dmv virale infectie), november en februari, verkoudheidsklachten, keelpijn, soms conjunctivitis (rode ogen), malaise, hoofdpijn, spierpijn, eventueel koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de behandeling voor acute virale luchtweginfectie?

A

Voorlichten, afwachten, geen antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke complicaties kunnen ontstaan adv acute virale luchtweginfecties?

A
na viraal begin ontstaat in het beloop een ‘secundaire’ bacteriële infectie, ook wel ‘super’-infectie genoemd:
– sinusitis
– acute otitis media 
– bronchitis
– pneumonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is (rhino)sinusitis?

A

Kaakholte ontsteking, ontstaan uit virale luchtweginfectie -> bacteriële superinfecitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de klachten?

A

loopneus(gekleurd), aangezichtspijn, voorhoofdspijn, koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor onderzoek kan je doen bij een (rhino)sinusitis?

A

Rhinoscopia anterior: soms pus uit opening holte,

drukpijn ‘over’ de holtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verloop van een (rhino)sinusitis?

A

Kan dagen tot 1-2 weken duren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn bijkomende complicaties van een (rhino)sinusitis?

A

ethmoiditis, orbitaphlegmone, meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heeft het zin om een röntgenfoto te doen?

A

Nee, maar evt PET-CT wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling voor een (rhino)sinusitis?

A

– uitleg (meestal virus, ook bacterie geneest spontaan) en afwachten
– zoutopl, stomen, paracetamol, ev. Xylometazoline-neusspray > 6 jr (ontzwelt neusslijmvlies) max. 1 week,
– antibiotica oha niet effectief, alleen bij flink zieke patiënt, > 2 weken koorts of verminderde afweer
– corticosteroïd-neusspray na 2 wk klachten of bij frequente recidieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een acute otitis media?

A

Bacteriële infectie van het middenoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke leeftijdsgroep komt acute otitis media vaak voor?

A

Kinderen <5j

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe ontstaat een acute otitis media?

A

De buis van Eustachius is geblokkeerd (meestal door hamophilus influenza, pneumococ) -< vocht trommelholte -> infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de klachten van een acute otitis?

A

Acuut begin, oorpijn, ev. loopoor, koorts,

buikpijn/braken/diarree (kleine kinderen) bij verstopte neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kan je observeren bij lichamelijk onderzoek (LO) bij acute otitis?

A

Rood of ev, bol staand (bomberend) trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het beloop van acute otitis media?

A

Spontaan genezen binnen 3 dg, daarbij breekt het trommelvlies vaak door en geneest ook spontaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de behandeling van acute otitis media?

A

– pijnstilling met paracetamol, uitleg en instructie: binnen drie
dg flink opgeknapt
– antibiotica alleen bij erg zieke kinderen en risicofactoren voor
ernstig beloop (bijv. <6mnd, dubbelzijdige otitis media, cytostatica behandeling) of als na 3 dg nog koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is pharyngitis en tonsillitis?

A
  • Keelontsteking (zonder andere luchtwegklachten)
  • Meestal virale verwekker
  • Soms (15%) bacteriële verwekker:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de klachten van pharyngitis en tonsillitis?

A

keelpijn, slikpijn, hoofdpijn, redelijk vaak koorts. (geen verkoudheidsklachten!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat kan je observeren bij LO bij pharyngitis en tonsillitis?

A

Rode keel, rode gezwollen tonsillen, ev. exsudaat (beslag) en vergrote lymfeklieren (kaakhoeken), soms oorpijn (voorbeeld van referred pain)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de behandeling voor pharyngitis en tonsillitis?

A

ntibiotica? Oud strijdpunt: bij aanwijzingen bacteriële verwekker: lichte bekorting genezingsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de complicaties van tonsillitis?

A

– Epiglottitis: erge slikpijn, kwijlen, belemmerde inspiratie
(stridor), voorover zitten
-> spoedpresentatie KNO: intuberen
– Peritonsillair abces: mond niet kunnen openen (‘kaakklem’), kwijlen, erge slikpijn, tonsil komt naar voren/naar midden, uvula verschuift
-> antibiotica of (als rijp) incisie door KNO-arts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is tracheitis en laryngitis?

A

• Meestal virale infectie
•Vooral in ontwikkelingslanden: difterie(=kroep) en kinkhoest ->
vaccinaties!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de kenmerken/klachten van tracheitis en laryngitis?

A

blafhoest, heesheid, opgeven van sputum, pijn achter het borstbeen, ev. inspiratoire stridor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe kan je horen bij de ademcyclus waar de obstructie zit?

A

– Bij obstructie vd hogere luchtwegen: stridor bij inspiratie;
–bij obstructie vd lagere luchtwegen: expiratoire stridor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zie je bij LO bij tracheitis of laryngitis?

A

Geen longafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Er is een bijzondere vorm van laryngitis: laryngitis subglottica. Welke groep hoort hierbij en wat zijn de klachten?

A

pseudokroep:1-6jr, blafhoest, ‘s nachts benauwd, soms insp stridor, soms intrekkingen

33
Q

Wat zijn de kenmerken van acute bronchitis?

A
  • Alle leeftijden
  • Virale verwekker, soms bacterieel
  • Minder dan drie weken hoesten
  • Opgeven van gekleurd (purulent) sputum
  • Bij longonderzoek (stethoscoop) verspreid rhonchi bij de expiratie
  • Soms malaise en koorts
  • Antibiotica hebben weinig meerwaarde bij eeng ewone acute bronchitis
34
Q

Wat zijn de kenmerken van bronchiolitis?

A
  • Ontsteking van de kleinere luchtwegen (bronchioli), meestal door RS virus of andere virus
  • Klein kind
  • Minder alert, soms uitrgedroogd, fors hoesten met piepen en soms erg kortademig, koorts
  • LO: verlengde uitademing, piepen, crepitaties
  • Röntgenfoto thorax: soms dichtgevallen longgedeelten, draagt niet bij
  • Bij uitputting of te weinig drinken opname zh, infuus, O2
35
Q

Wat is pneumonie?

A

Longontsteking waarbij ook de alveoli betrokken zijn

36
Q

Wat is de oorzaak van pneumonie?

A

vaak bacteriële infectie, soms viraal

37
Q

Wat zijn de klachten van pneumonie?

A

Flink hoesten met opgeven van gekleurd sputum, ziek voelen (‘malaise’), koorts, gebrek aan lucht

38
Q

Wat kan je beoordelen bij LO van pneumonie?

A

Tekenen van ‘infiltraat’: eenzijdig crepitaties (fijne knispergeluiden), rhonchi (grovere reutelgeluiden) en een demping bij kloppen; bij twijfel (bij pneumonie kan lich o’zoek normaal zijn!): bevestiging met bloedonderzoek (infectieparameters, o.a. CRP) en eventueel Röntgenfoto

39
Q

Wat is er te zien op een röntgenfoto bij pneumonie?

A

Witte waas

40
Q

Wat is de behandeling voor pneumonie?

A

Breedspectrum antibioticum, eerste keus amoxicilline (een penicilline)

41
Q

Wat is de meest frequente ziekteverwekker van pneumonie?

A

Streptococcus pneumoniae

42
Q

Hoe onderscheid te maken tussen gewone bronchitis enerzijds en ernstige bronchitis en pneumonie anderzijds?

A

• Verhoogd risico
– <3mnd of >70jr
– comorbiditeit: astma/COPD, diabetes mellitus, hartfalen, nierfalen, … – ‘kwetsbare mensen’
• Aanwijzingen voor een pneumonie bij anamnese (hoesten met koorts > 1 week) of bij lichamelijk onderzoek:
– algemene indruk (hoe ziek?verward?bleek?)
– snel ademen
– lage bloeddruk
– Lage zuurstofsaturatie
– eenzijdige longafwijkingen
• Verhoogd CRP (C-reactief proteïne, acute fase eiwit)

43
Q

Welke twee vormen van longkanker zijn er?

A

Primair en longuitzaaiien (we behandelen alleen primair)

44
Q

Waar is de lokalisatie van longkanker?

A

> 90% in de bronchiën

45
Q

Hoe ontstaat longkanker?

A

Verband met roken keihard bewezen; ook invloed van irriterende stoffen (fijnstof, asbest, nikkel, chroom); 1% vd gevallen door luchtvervuiling; soms ‘spontaan’ ontstaan; grote rol van mutatie in p53 gen

46
Q

Wat is de pathologische anatomie mbt longkanker?

A
  • Kleincellig bronchuscarcinoom: 20%, snelst groeiend, slechtere prognose
  • Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC): plaveiselcel-, adeno- en grootcellig
    bronchuscarcinoom
47
Q

Waar is zullen uitzaaiïngen zijn mbt longkanker?

A

Naar lymfeklieren long/mediastinum/boven sleutelbeen, andere long, lever skelet, hersenen

48
Q

Wat zijn de klachten mbt longkanker?

A

• ophoesten van bloed
• langdurige hoest bij een patiënt die veel/lang gerookt heeft,
• verandering van hoestpatroon bij COPD-patiënt (longemfyseem of
chronische bronchitis)
• kortademigheid of verandering daarvan bij COPD
• terugkerende longontsteking
- bijkomende symptomen: gewichtsverlies, malaise, thoracale pijn,
gedragsverandering

49
Q

Wat ziet men bij LO bij longkanker?

A
  • vaak geen afwijkingen,
  • longen: soms vocht onderin een long, piepen
  • soms lymfklierzwelling boven sleutelbeen, heesheid, grote lever
50
Q

Wat voor aanvullend onderzoek kan er worden gedaan om de diagnose longkanker te stellen?

A
  • X-thorax: vaak toevals bevinding: ‘suspecte’ afwijking; NB: opX- thorax ‘mist’ men de kleinere tumoren (beperkte sensitiviteit!)
  • Bronchoscopie + biopsie en PA(-> de diagnose) ev. sputum cytologie
  • Ev. biopsie via de huid = pleurapunctie
  • CT-thorax (uitgebreidheid?) of PET-scan
  • Mediastinoscopie: lymfeklierpuncties
  • Botscan
51
Q

Waar staat TNM voor bij de classificatie?

A

– T: grootte van de tumor (X-thorax, CT-thorax, bronchoscopie)
– N: lymfeklieruitzaaiïngen (CT-scan of PET-scan, mediastinoscopie
+ PA)
– M: uitzaaiïngen op afstand (botscan)

52
Q

Wat is het beloop van longkanker (gemiddeld)

A

5jr overleving

53
Q

Hoe veel procent van de longkanker is operatief te verwijderen?

A

30% met een overlevingskans van 50% na 5j

54
Q

Wat zijn de volgende stappen na de diagnose van longkanker?

A

• Vaak ernstige kortademigheid, soms pijn
• Palliatieve zorg! Medicatie, vaak opiaten: reduceren van pijn èn
kortademigheid, bestraling, zuurstof
• Hospice, palliatieve afd. verpleeghuis, of thuis, afh. van wens patiënt en mogelijkheden partner/kinderen, ev. euthanasie

55
Q

Wat is astma?

A

• aanvalsgewijs optredende bronchus obstructie
• op basis van een verhoogde gevoeligheid van de luchtwegen voor
– allergische (IgE-gemedieerde) en
– niet-allergische prikkels (inspanning, rook, fijnstof, mist, kou, virale infecties),
• met als pathologisch substraat een chronische ontstekingsreactie
van de kleinere luchtwegen.

56
Q

Wat is een atopisch syndroom?

A

Hooikoorts, astma, constitutioneel eczeem bij patient zelf en familie

57
Q

Waar gaat astma vaak gepaard mee?

A

Allergie voor huisstofmijt, pollen (gras, bomen), dierenhuid, ev. noten

58
Q

Waar kunnen aanvallen door uitgelokt worden?

A
– Virale luchtweginfectie
– Blootstelling aan antigenen (bij allergie) – Sigarettenrook
– Koude lucht
– Inspanning
– Acetylsalicylzuur
59
Q

Hoe ziet de astma-patient eruit?

A

Patiënt maakt benauwde indruk, soms blauw, soms angstig, heeft piepende uitademing (expirium), die sterk verlengd is, ev. gebruik van hulpademhalingsspieren, hoest erbij (soms alleen hoesten), geen opvallende sputumproduktie

60
Q

Wat voor aanvullend onderzoek kan er worden gedaan

A

Longfunktieonderzoek (spirometrie)

61
Q

Bij alleen chronisch/terugkerend hoesten (zonder dyspnoe), wat kan de spirometrie toevoegen?

A

Bewijzend zijn

62
Q

Wat is de behandeling van astma?

A
  • Rookvrije omgeving!!!
  • Tijdens aanval: beta-2-sympaticomimeticum via inhalator, bijv. salbutamol, ev. met voorzetkamer
  • Bij frequente aanvallen toevoegen van Inhalatie CorticoSteroïd (ICS)
  • Ev. toevoegen langwerkend beta-2-mimeticum
  • Bij ernstige exacerbatie (=verergering) corticosteroïd systemisch (bijv. prednisolon stootkuur 5 dg)
  • Bij verdenking bacterieel infect niet te terughoudend zijn met antibiotica
  • Bij de follow-up vd patiënt: TIP-aandachtspunten: Therapietrouw, Inhalatietechniek en Prikkels vermijden
63
Q

Bij wie komt Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) voor?

A

Uitsluitend bij (ex-)rokers van 40 jr en ouder

64
Q

Wat is COPD?

A

Het is een niet volledig reversibele luchtwegobstructie die in het algemeen progressief is en wordt veroorzaakt door een abnormale ontstekingsreactie van de longen op inhalatie van schadelijke deeltjes of gassen

65
Q

Welke ziektebeelden vallen onder COPD?

A

– longemfyseem
– chronische bronchitis
– obstructie van kleinere luchtwegen

66
Q

Wat is kenmerkend voor longemfyseem?

A

Longblaasjes gaan kapot

67
Q

Wat is de anamnese en LO van longemfyseem?

A

• Anamnese: chronische, over vele jaren geleidelijk toenemende
dyspnoe en hoesten;
• Lichamelijkonderzoek:
– Algemeen: magere patiënt, getuite lippen, steunend op de armen, snelle ademhaling;
– Longen: verlengd expirium met piepen over alle velden, ton-vormige thorax, laagstaande longgrenzen

68
Q

Wat is chronische bronchitis?

A

> 3 mnd per jaar hoesten met opgeven van veel sputum, lichamelijk onderzoek; verspreid piepen en rhonchi

69
Q

Hoe ziet een typische patient met longemfyseem eruit?

A

‘pink puffer’, mager, schouders voorover

70
Q

Verschillen astma en COPD: belangrijkste risicofactor

A

Astma: Atopie
COPD: Roken

71
Q

Verschillen astma en COPD: luchtwegobstructie

A

Astma: wisselend, in de regel reversibel
COPD: per definitie deels irreversibel

72
Q

Verschillen astma en COPD: pathofysiologie

A

Astma: Chronische ontsteking in alle luchtwegen, meestal gevoelig voor corticosteroïden
COPD: Chronische ontsteking met name in de kleine luchtwegen, relatief ongevoelig voor corticosteroïden

73
Q

Verschillen astma en COPD: leeftijd

A

Astma: alle leeftijden
COPD: >40j

74
Q

Verschillen astma en COPD: beloop

A

Astma: Overwegend gunstig met variabele symptomen
COPD: Overwegend chronisch met geleidelijk progressieve symptomen

75
Q

Verschillen astma en COPD: Allergologisch onderzoek

A

Astma: geïndiceerd
COPD: niet geïndiceerd

76
Q

Verschillen astma en COPD: longfunctie

A

Astma: Overwegend normaal (of met reversibele obstructie)
COPD: Blijvend verminderd (irreversibele obstructie)

77
Q

Verschillen astma en COPD: levensverwachting

A

Astma: (vrijwel) normaal bij optimale behandeling
COPD: verminderd, ook bij optimale behandeling

78
Q

Verschillen astma en COPD: Inhalatiecorticosteroïden (ICS)

A

Astma: Meestal geïndiceerd, behalve bij weinig frequente klachten
COPD: Niet geïndiceerd, behalve bij frequente exacerbaties