Practicum 2 Flashcards

1
Q

Wat is de functie van de ligamenten van Cooper?

A

Deze zitten vast aan de huid en borstspier (grote borstspier = musculus pectoralis major) waardoor ze de vorm van de borst behouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vindt de melkproductie plaats?

A

In de lobi glandula mammaria (klierweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zijn de mammae gefixeerd aan de thoraxwand? Hoe beïnvloedt dit de wijze waarop een arts de mammae onderzoekt bij het lichamelijk onderzoek?

A

Tussen de mammae en diepe pectorale fascia die op de m. pectoralis major ligt bevindt zich de retromammaire ruimte; deze staat enige beweging van de mammae toe. Inspectie van de mammae vindt plaats met de armen langs het lichaam en met opgeheven armen of armen in de zij. Op die manier kunnen door de aanspanning van de pectoralis major intrekkingen in de huid zichtbaar worden (tractie op de ligamenten van Cooper door ingroei carcinoom). De palpatie van de mammae kan het beste plaatsvinden in liggende houding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke lymfeklierstations draineert de lymfe afkomstig van de mamma?

A

nodi lymphoidei axillares (onder/vlakbij sleutelbeen/oksel) en nodi lymphoidei parasternales (beetje bij sternum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de bouw van de neus

A

Apertura periformis is het neusgat / voorste opening van de neus., hierna volgen de conchae in de cavum nasi (neusholten). Dit zijn er 3 (aan elke kant) en zij vergroten het oppervlakte voor het slijmvlies. Er bevinden zich gaatjes/neusgangen (meatus) boven de schelpen (conchae) waarbij er oa een uitmonding is van de bijneusholte en de traanbuis. De reukwortels bevinden zich aan het dak van de neusholte (cavum nasi). De choana is een trechter en deze bevindt zich achter de concha.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de conchae?

A

Verwarmen van de ingeademde lucht en via de trilhaartjes op het slijmvlies het filteren van de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke structuur scheidt het cavum nasi (neusholte) van het cavum ori (mondholte). Uit welke onderdelen bestaat deze structuur?

A

De palatum durum en de palatum molle. De uvula (huig) is het verlengde van de palatum molle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Identificeer in het model en preparaat de verschillende onderdelen van de pharynx:

A

nasopharynx, oropharynx en laryngopharynx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke onderdelen bestaat het larynxskelet? Benoem de kraakbenige structuren, de membraneuze structuren en de gewrichten.

A

Tongbeen (Os hyoideum)
Schildkraakbeen (cart. Thyroidea)
Ventraal: adamsappel (prominente laryngea)
Caudaal: vormt gewricht met ringkraakbeen
Ringkraakbeen (Cartilago cricoidea)
Vormt een troon van de stelkraakbeentjes
Stelkraakbeentjes (Cartilago arytenoidea)
Piramidevormige en gepaard, de verandering van psoitie stelt stembanden in
Strotklepje (Cartilago epiglottica)
Plica vestibulares (valse stembandplooi)
Plica vocales (ware stembandplooi)
Extrinsieke en intrensieke spieren
N. laryngeus recurrens superior en n. laryngeus recurrens

Membrana thyrohyoidea, ligamentum cricothyroideum, membrana quadrangularis, conus elasticus. Art. cricothyroidea, art. cricoarytenoidea.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Via welke delen van de bovenste luchtwegen kan men zich toegang verschaffen indien noodzakelijk?

A

Nasaal, oraal (intubatie), via ligamentum cricothyroideum (cricothyrotomie of coniotomie) of tracheaal (tracheotomie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke groepen spieren spelen een rol bij de bewegingen van het larynxskelet? Door welke zenuw worden de spieren geïnnerveerd?

A

Extrinsieke larynxspieren bewegen de larynx als geheel. Infrahyoidale spieren dienen als depressoren van het hyoid en de larynx, terwijl suprahyoidale spieren dienen als elevatoren van het hyoid en de larynx. Zie boek/atlas voor voorbeelden van deze spieren en hun innervatie. Intrinsieke larynxspieren bewegen onderdelen van de larynx en veranderen hierbij de lengte en spanning van de stembanden. Zij worden allen behalve één geïnnerveerd door de n. laryngeus recurrens (met als eindtak de n. laryngeus inferior). Alleen de m. cricothyroideus wordt geïnnerveerd door de ramus externus van de n. laryngeus superior, die net als de n. recurrens uit de n. vagus ontspringt. Deze beide zenuwen zijn ook verantwoordelijk voor de sensibiliteit van het slijmvlies van de larynx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke spiergroep is betrokken bij het openen en sluiten van de stembanden?

A

Intrinsieke larynxspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt voorkomen dat voedsel in de larynx terecht komt?

A

Door het omhoog gaan van het strottenhoofd waardoor de epiglottis sluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke zenuw is n. laryngeus recurrens een tak en hoe is het verloop van de n. laryngeus recurrens links en rechts?

A

De n. laryngeus recurrens is een tak van de n. vagus links en rechts. De linker n. recurrens loopt onder de aortaboog door terug omhoog en de rechter onder de a. subclavia dextra terug omhoog richting de larynx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de relatie van de schildklier ten opzichte van de trachea en de n. laryngeus recurrens?

A

De n. laryngeus recurrens aan beide zijden loopt lateraal langs de trachea omhoog en passeert daarbij de schildklier aan de dorsale zijde en kruist daarbij een arterie van de schildklier (a. thyroidea inferior; zie atlas). Bij schildklieroperaties wordt hier altijd rekening mee gehouden om schade aan de zenuw te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kan men verklaren dat processen (bijvoorbeeld tumor) in de longhilus tot heesheid leiden?

A

Craniaal van de linker longhilus loopt de n. laryngeus recurrens; daar bevinden zich ook lymfeklieren waar maligne processen naar toe kunnen metastaseren (longcarcinoom) en de zenuw beschadigen. De n. laryngeus recurrent inferior zorgt ervoor dat het strottenhoofd t.o.v. elkaar kan bewegen zodat stemtonen gecreëerd kunnen worden

17
Q

Bestudeer de bouw van de trachea. Wat is de vorm van de cartilagines tracheales? Welke anatomische structuur ligt vlak achter de trachea en kunt u dat verklaren vanuit de embryologie?

A

De trachea bestaat uit ringvormig kraakbeen, die zowel steun als flexibiliteit bieden. Deze zijn voornamelijk belangrijk dat de trachea niet inklapt bij de uitademing. De oesophagus bevindt zich direct achter de trachea. De voordarm vormt uiteindelijk de trachea en de oesophagus.

18
Q

Wat is de pleura parietalis en wat is de pleura visceralis? Wat is het verschil in innervatie?

A

Onder de pleura parietalis wordt dat gedeelte van de pleura verstaan dat de wanden van de thoraxholte bekleedt. Het viscerale blad van de pleura is het vlies dat tegen de longen zelf aanligt. De ruimte tussen deze 2 bladen wordt de pleuraholte genoemd. Ter plaatse van de longhilus gaan de pleura visceralis en de pleura parietalis in elkaar over. De pleura visceralis wordt viscerosensibel (vanuit autonome zenuwen) geïnnerveerd en is ongevoelig voor pijn, de pleura parietalis wordt somatosensibel (vanuit intercostale zenuwen) geïnnerveerd en is zeer gevoelig.

19
Q

Hoeveel kwabben heeft de linker en hoeveel kwabben heeft de rechter long?

A

Links 2 kwabben, rechts 3 kwabben. Pulmo sinister (met lobus superior en lobus inferior, lingula; gescheiden door fissura obliqua), pulmo dexter (met lobus superior, lobus medius en lobus inferior; gescheiden door fissura horizontalis).

20
Q

Waardoor wordt de kleur van de longen in het preparaat bepaald? Hoe zien longen er in vivo uit?

A

De kleur van de longen wordt met name bepaald de aan- of afwezigheid van (slecht geoxygeneerd) bloed.

21
Q

Wat verstaat men onder de recessus costodiaphragmaticus (sinus pleurae)? Identificeer deze in model en preparaat. Welk klinisch belang heeft deze ruimte?

A

De recessus costodiaphragmaticus (sinus pleura) is het deel van de pleuraholte dat tussen de ribben en het diaphragma ligt en waar de longen tijdens de inademing inschuiven en zich bij de uitademing weer uit terugtrekken. In de sinus pleurae kan zich vocht ophopen en dat is te zien op een X-thorax (röntgenfoto van de thorax).

22
Q

Bestudeer de longhilus. Welke structuren bevinden zich in de longhilus? Bestudeer de vertakkingen van de bronchiën en bloedvaten in de long.

A

In de longhilus (=toegangspoort) liggen: aa. en vv. pulmonales, de bronchiën en lymfeklieren.

23
Q

Waar bevinden zich de n. phrenicus en de n. vagus ten opzichte van de longhilus?

A

De n. phrenicus bevindt zich ventraal ten opzichte van de longhilus, de n. vagus bevindt zich dorsaal van de longhilus.

24
Q

Waardoor wordt de indeuking op het mediale oppervlak van de linker long veroorzaakt? Kunt u de andere indeukingen ook verklaren?

A

Door het hart ene de aorta is er een indeuk in het midden (achterkant) van de long. Door het diafragma is er een indeuking / bol-vormige structuur van de longen. Ook zijn er kleine deukjes dankzij de ribben.

25
Q

Bestudeer de begrenzingen van de long in de thorax. Welke structuren grenzen aan de mediale, laterale, craniale en causale zijde

A

Mediale zijde long: hart en grote vaten n. phrenicus (ventraal van de hilus), n. vagus (dorsaal van de hilus), oesophagus;
laterale zijde: thoraxwand;
craniale zijde: vaten en zenuwen die naar de arm gaan (clavicula en a. subclavia);
caudale zijde: diaphragma, abdomen

26
Q

Uit welk deel van het ruggenmerg zijn de nn. phrenici afkomstig en wat wordt door deze zenuwen geïnnerveerd?

A

De n. phrenicus komt uit C4 (C3-C5) en innerveert het diaphragma.

27
Q

Welke zenuwen liggen praktisch tegen de longtop aan? Welke klinische consequenties kan dit hebben?

A

De zenuwen van de plexus brachialis en craniale delen van de truncus sympathicus. Ziekteprocessen vanuit de longtop (tumor bijv.) kunnen deze structuren infiltreren en schade veroorzaken, met alle gevolgen van dien (bijv. syndroom van Horner).