Week 9 HC.3 - osmoseregulatie vs. volumeregulatie Flashcards
Indeling lichaamsvolumes (verdeling intra-extra, kenmerken extracellulair, kenmerken intracellulair)
-Grofweg intra:extra = 2:1
Grootste deel volume bevindt zich intracellulair: 25 L
Extracellulair veel kleiner
-Buiten de cel
Bloed: 5 L, waarvan 3 L echt plasma
Deel interstitium
Veel natrium, weinig kalium, veel chloride
Makkelijke uitwisseling tussen bloed en interstitium
-Intracellulaire component
Andere pH
Nauwelijks chloride (meeste anionen zijn eiwitten en fosfaten), weinig natrium, veel kalium (Na/K-ATPase)
Belangrijk: cellen voeren regulatie uit volgens wat zij in intracellulairvolume zien gebeuren
Elektroliet samenstelling in plasma:cel van -Na -K -bicarbonaat -pH en bloedgaswaarden pO2 en pCO2 in mM
Na: (135-146):15 K: 4,4:120 bicarbonaat: (22-26):16 pH: (7,34-7,45):~7,2 paO2: 80-100 mM (of 10,6-13,3 kPa) paCO2: 35-46 mM (of 4,8-6,1 kPa)
Distinctie in hoe water geregeld wordt in volume vs. osmoseregulatie
Volumeregulatie: bij meer reabsorptie van natrium komt er niet direct water mee het bloed in, maar zorgt de prikkel die hypernatriëmie wilt voorkomen dat osmotisch meer water komt
Osmoregulatie: regelt alleen concentratie natrium door de hoeveelheid water in het lichaam
Water(natrium)balans bij kamertemperatuur (alles ml/dag)
Water intake: vocht: 1200 voedsel: 1000 metabool geproduceerd uit voedsel: 300 totaal = 2500 Water output: Insensible: 700 zweet: 100 feces: 200 urine: 1500 totaal = 2500
Hoe werken zweet en zweetklieren?
Doel zweet: afkoelen huid dus water naar huid –> verdampt –> geeft negatieve energie = afkoeling. Er is dus watertransport nodig
Zweetklier transporteert water uit ECV (Na concentratie 140)
-Begin zweetklier wordt ECV uitgescheiden
-In buis wordt (door ENaC) natrium gereabsorbeerd
-Gepaard met actief chloride transport via CFTR (defect CFTR kanaal –> zout zweet (100 i.p.v. 10 mmol/L)
Osmolaliteit (definitie, schatting, normaalwaarde)
- Moleculaire concentratie van alle in een oplossing osmotisch werkzame stoffen
- Kan geschat warden als 2x plasma [Na]
- Normaal 290 mOsm/L van kg H2O
Osmoregulatie van de cel (interactie, wat gebeurt bij hyper-/hypo-osmolaire omgeving)
- Cel groeit/krimpt afhankelijk van osmotische druk van omgeving
- Hyperosmolair: meer zout/minder water in omgeving –> krimpen
- Hypoosmolair: minder zout/meer water in de omgeving –> cel zwelt
Volgorde volume- en osmoregulatie
Primair signaal van hypovolemie –> natrium reabsorptie –> zoutconcentratie stijgt –> signaal voor osmoregulatie –> osmoregulatie volgt
Volumeregulatie komt altijd van rechts!!
Welke prikkels ontstaat bij verhoogde osmolaliteit (door verlies van meer water dan zout)?
- Dorst
- ADH/toegenomen waterreabsorptie
- Vasoconstrictie
Beschrijf (kort) regulatie waterreabsorptie in CD
In CD cel zit in vesicle AQP2 opgeslagen
vasopressine bindt V2 receptor –> cascade –> AQP2 wordt op apicale membraan gezet –> toegenomen waterreabsorptie
Dorst (functie, functie t.o.v. nier)
-Water opname
-Nier regelt eigenlijk alleen water teveel (aangezien het met al opgenomen volumes water werkt)
Zonder nieren kan een hyponatriëmie niet opgelost worden, maar een hypernatriëmie
Weinig water wordt altijd opgelost door drinken
RAAS (doel, wat reguleert het?, sensoren + werking aldosteron)
-Streeft naar constant extracellulair volume
-Reguleert hoeveelheid natrium (=volumeregulatie)
-Sensoren
Baroreceptoren: in atrium, grote venen, aorta, sinus caroticus, weinig volume –> weinig druk –> vuren minder –> vasomotor centrum activeert sympaticus –> (vasoconstrictie en) nieren gestimuleerd tot renine afgifte
Macula Densa: meet (Na)Cl via NKCC2 transporter –> bij weinig (Na)Cl (o.a.) prostaglandine afgifte –> (vasorelaxatie afferente arteriole en) renine afgifte
Renine –> AngII↑ –> Aldosteron↑ –> Na reabsorptie via ENaC en NCC omhoog
Rol van atrium bij volumeregulatie
Bevat cellen met korrels die ANP (atriaal natriuretisch peptide) produceren, dat wordt afgegeven bij atriale rek
Juxtaglomerulaire apparaat (bestaat uit? functie (kort)?
-Macula densa: gespecialiseerde cellen in laatste deel lis van Henle in hilus van bijbehorende glomerulus
juxtaglomerulaire cellen: renine producerende cellen rondom afferente arteriolus
Functies: productie renine, Tubuluglomerulaire feedback
Verschil osmotisch en niet-osmotisch effect op ADH secretie
Bij hogere osmolaliteit neemt lineair ADH secretie toe (om osmolaliteit weer omlaag te halen)
Niet-osmotisch: bij volumeafname (bloedverlies) neemt ADH secretie exponentieel toe (vanaf >15% bloedverlies veel ADH secretie)
-Zo wordt de osmoregulatie (natriumconcentratie –> hyponatriëmie) opgeofferd, maar genoeg volume met lage osmolaliteit dan geen volume