Week 9 HC.2 - Waterreabsorptie Flashcards
Binnen welke grenzen kan de nier urine concentreren?
50-1200 mOsmol/kilo
Dagelijkse vloeistofstroom nieren (L/dag, hoeveel gereabsorbeerd, kenmerken)
180 L/dag gefiltreerd, 178 L/dag gereabsorbeerd
Elke stof part gereguleerd
-Na, K en zuurbase regulatie weinig invloed op waterregulatie
-Als je veel drinkt, plas je veel uit
-Waterreabsorptie geregeld door inname water
Indeling Osmoregulatie vs. Volumeregulatie (afhankelijk van, eenheid, meetbaar in)
Osmoregulatie: Na concentratie, mmol/L, Osmolaliteit
Volumeregulatie: Na hoeveelheid, mmol, bloeddruk
Waterreabsorptie in nefron (PT, Lis van Henle)
PT:
-70% gefiltreerde water wordt in PT hydrostatisch gereabsorbeerd
-Ook veel natrium –> osmotische druk van PT naar interstitium (door en langs cellen)
Lis van Henle
-Afdalend doorlaatbaar voor water, opstijgend doorlaatbaar voor natrium
-Creëert gradiënt in het merg (dieper=geconcentreerder)(helpt bij osmoregulatie)
Concentratie urine en ADH (functie ADH, werking)
- ADH/vasopressine zorgt voor toename van bloedvolume en hogere concentratie van urine
- Zorgt voor vasoconstrictie en verhoogt aantal AQP2 in verzamelbuis
Aquaporines in nier (functie, werking 3,4 en 2 + ADH)
-Normale cellen niet doorlaatbaar voor water, AQP laten water door
-AQP-3 en -4 zitten basolateraal en geven water af aan interstitium
-AQP2 is aanwezig, grootste deel zit opgeslagen in membranen van vesicles in cel
Vasopressine (ADH) bindt aan V2-receptor –>alfa-unit van G-eiwit activeert adenylyl-cyclase –> cAMP concentratie↑ –> protein kinase A geactiveerd –> fosforylatie van eiwitten –> AQP2 synthese, fosforylatie van AQP2 eiwitten, exocytose van vesicle met AQP2 (toegenomen doorlaatbaarheid voor water)
Hoe en waar wordt ervoor gezorgd dat er een gradiënt is voor watertransport door AQP
- In de verzamelbuis is de druk voor water om uit te treden groot genoeg om een vrachtwagen op te tillen :/
- watertransport naar interstitium is mogelijk totdat verzamelbuis en interstitium gelijke concentratie hebben
- Door lis van Henle wordt concentratie hoe dieper in de medulla hoe hoger (veroorzaakt gigantische osmotische druk uit op water in verzamelbuizen)
Hoe ontstaat gradiënt lis van Henle
Counter current multiplier
-actief natriumtransport in stijgende dikke deel van lus van Henle
• Stap 1: isotone situatie
○ Geen stroom, geen uitwisseling
• Stap 2: actieve pomp maakt stijgende vloeistof rechts hypotoon
○ Actief transport van natrium vindt plaats (natrium reabsorptie)
Hierdoor wordt de osmolaliteit in het lumen lager en in interstitium hoger
○ De maximale gradiënt die de cellen apart kunnen creëren is een verschil van 200, het 400-200 verschil zou in stand blijven als de stromen gelijk waren
○ Daarom is er een tegenstroom —-»
• Stap 3: aan en afvoer van vloeistof
○ Er wordt nieuw geconcentreerd vloeistof aangevoerd in de lis
○ De minder geconcentreerde vloeistof wordt omhoog afgevoerd, en onderin is de nieuwe vloeistof aanwezig
• Stap 4: de pomp blijft actief
○ Zo ontstaat tussen de nieuwe vloeistof, het interstitium en de vloeistof op even hoog niveau een nieuwe, hogere gradiënt
Hoe spelen lisdiuretica in op werking lis van Henle
NKCC2 worden geblokkeerd –> gradiënt gaat verloren –> maximale osmolaliteit van 300 in interstitium (aangevoerd door dunnae dalende buis) dus maximale osmolaliteit van 300 in interstitium (veel vochtverlies)
Renale excretie ureum (wat is ureum, kenmerken, rol in waterreabsorptie)
- Ureum is net als creatinine een afvalproduct van (met name) eiwitten
- Wordt in grotere mate dan creatinine afgescheiden
- Ureum houdt de osmotische trekkrach hoog waardoor de urine niet nog geconcentreerder kan
- Als de urine nog geconcentreerder moet: verzamelbuis doorlaatbaar maken voor ureum –> ureum cel in getransporteerd –> water wordt mee gereabsorbeerd
Hoe verdunt de nier urine
Zo weinig mogelijk AQP2
Verschil osmolariteit en osmolaliteit
osmolraiteit = concentratie osmotische activere deeltjes in mosmol/L
osmolaiteit is in msomol/kg
Regulatie ADH secretie (waar gemeten? waar afgegeven?)
Onderaan in hersenen zit osmolaliteitsgevoelig gebied:
- meten hele dag plasmaosmolaliteit, doordat ze bij lage osmolaliteit zwellen en hoge osmolaliteit krimpen
- reageren op eigen celzwelling –> te gezwollen? signalering –> afgifte ADH in hypofyse achterkwab
Regulatie waterbalans (op welke 2 manieren?)
Centraal: dorstreflex van de osmoreceptoren in hersenen
Renaal: water kanalen in collecting tubule gereguleerd door ADH