Week 8 HC.6 Tubulaire reabsorptie en secretie Flashcards
Hoeveel capillairnetwerken heeft een nefron?
- Om glomerulus
2. Om proximale tubulus
Functie capillairnetwerk proximale tubulus
- O2 en energievoorziening
- Reabsorptie en secretie processen
Waar zijn de vasa recta?
Om de lis van Henle om de reabsorptie makkelijker te maken stroomt het bloed antiparallel aan filtraat
Hoe gaat H2O over de PT
H2O stroomt veel passief mee met na en glucose
- Gedeelte transcellulair m.b.v. aquaporines
- gedeelte paracellulair door de osmotische werking
- Osmotische waarde filtraat blijft gelijk aan osmotische waarde van interstitium in de PT
SGLT2
- Vooral in S1 segment PT
- Voor het bulktransport
- Hoge activiteit
- 1 Na met 1 glucose
SGLT1
- Vooral in S3 segment PT - Voor de restjes glucose - Hoge affiniteit en relatief lage activiteit t.o.v. SGLT2 - 2 na met 1 glucose
GLUT2 en GLUT1
Glucosetransport passief over de basolaterale membraan
Na,K-ATPase
- Primair actief
- Elektrogeen
- Basolateraal
- 3 Na naar buiten en 2 K naar binnen
SGLT
- Secundair actief
- Elektrogeen
- Apicaal
GLUT
- Passief
- Basolateraa
- Van cel naar interstitium
Drempelwaarde glucose reabsorptie
theorie 16 mM maar in de praktijk 10-11 mM
Waardoor komt het verschil in drempelwaarde theorie en praktijk
Door de splay
Splay (+afhankelijk van welke factoren?)
Verschijnsel dat wordt verklaard door verschillen tussen verschillende nefronen
- Single nefron GFR: hoger? –> eerder glucose in de urine
- Stroomsnelheid tubulaire vloeistof: hoger –> meer glucose in urine
- Aantal transporteiwitten in een nefron : lager? –> meer glucose in urine
Transportmechanismen voor bicarbonaat in PT
- Gedreven door Na,K-ATPase
- Na,H exchanger
- NBCe1: Na-bicarbonaat cotransporter aan basolaterale membraan
NBCe1
1 Na en 3 bicarbonaat samen naar interstitium