Week 8 HC.5 Innervatie blaas en mictiereflex Flashcards

1
Q

Mictiecyclus

A
  • Opslagfase: vulfase

- Ledigingsfase: mictiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lage druk reservoire

A

De druk in de blaas is altijd lager dan de druk in de nieren

- Belangrijk bij neurogene blaasfunctiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

M. detrusor

innervatie, functie

A
  • Innervatie door parasympathicus
  • Via plexus pelvicus
  • Contractie zodat de druk in de blaas omgaat
  • Gladde spiercel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Urethrale sphincter

A
  • Somatisch
  • n. pudendus
  • Relaxatie urethrale sphincter –> zodat sphincter maximaal geopend is en we met minimale weerstand kunnen ledigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PMC

A

Pontine mictie centrum in de pons voor de coördinatie van het ledigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
Sacrale mictiecentrum
(segmenten, verloop zenuwen, functie)
A
  • S2-S3
  • Zenuwen naar periferie, blaas en urethrale sphincter
  • Versterking en fijnafstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cauda equina

A

Ter hoogte van foramina S2 en S3, er treden zenuwen uit en die gaan naar de periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plexus pelvicus

A
  • Parasympathische zenuwstelsel
  • Innerveert m. detrusor
  • Springt uit S2 en S3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

N. pudendus

A
  • Springt uit S2 en S3
  • Innerveert de urethrale sphincter en bijna alle delen van de bekkenbodem
  • Somatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor is de cortex belangrijk bij het ledigen

A

Voor de timing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Suprapontiene laesie

A
  • Laesie gelegen boven de pons
  • Geen timing meer van het plassen
  • Overactieve blaas
  • Incontinentie
  • Ongeremde overactieve blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Supranucleaire laesie

A
  • Laesie tussen SMC en PMC
  • Geen timing en geen coördinatie
  • Overactieve blaas
  • Detrusor sphincter dyssenergie: de eenheden werken niet meer samen en dat leidt tot hoge drukken in de blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gevolgen supranucleaire laesie

A
  • Sphincter gaat intermitterend contraheren
  • M. detrysor kan langzaam kracht opbouwen, maar wel voor langere tijd zijn maximale contractie aanhouden
  • De hoge drukken in de blaas kunnen op de nieren staan door reflux van urine of hydronefrose door vochtophoping van de urine
  • Opbolling van de proximale urethra door de kortdurende hoge druk
  • Blaaswandonregelmatigheden door spierhypertrofie van de blaas ==> stuggere blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Infranucleiare laesie

A
  • Geen innervatie meer van de blaas
  • Slappe, grote blaas kan wel 2-3 L urine houden
  • Slappe sphincter: plasbuis staat open
  • Incontinentie als de blaasdruk hoger is dan de relatief lage urethrale druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drukstijging wordt als gevaarlijk geacht voor de hogere urinewegen?

A

35-40 cm H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intramurale druk

A
  • Gevolg van supranucleaire laesie
  • Druk ontstaat bij overgang ureter naar blaas
  • Ureter kent een schuin verloop door de blaaswand voor uitmonding in lumen blaas, als de druk in het schuine deel verhoogd is, kan er geen urine meer aflopen naar beneden, waardoor je stuwing krijgt in de nieren wat leidt tot een verminderde nierfunctie
17
Q

Gevolg reflux nefropathie

A

Littekens bij nier en hoge bloeddruk en nierfunctievermindering

18
Q

Gevolgen infranucleair

A
  • Veel gevoeliger voor UWI’s, want veel urine blijft achter in de blaas, stilstaand vocht in de blaas, waar bacteriën makkelijker kunnen groeien
  • Kunnen opstijgen wat leidt tot nierbekkenontsteking –> aanslag voor de nierfunctie
19
Q

Welke receptoren zitten op de m. detrusor

A

M2 en m3

20
Q

Medicijnen tegen hogere druk in de blaas

A

M2 en M3 receptor antagonisten

  • Oxybutynine
  • Tolterodine
  • Solifenacine
  • Darifenacine
21
Q

Waar zorgt botox voor?

A

Dat de vesicles met neurotransmitter niet open gaan door binding aan een eiwit
- Moet om de 9 maanden vervangen worden

22
Q

Bijwerkingen anticholinergica M2 en M3

A
  • Troebel zien
  • Droge mond door remming speekselklieren
  • Obstipatie: oorzaak nummer 1 voor blaasfunctiestoornissen