Week 3 HC8 Peri-operatieve Anesthesiologische Zorg Flashcards

1
Q

Welke driehoek is belangrijk bij anesthesie?
- waar bestaat deze driehoek uit?

A

Narcosedriehoek
- slaapmiddel, pijnstiller, spierverslapper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke moeilijkheden kunnen er o.a. ontstaan na het toedienen van anesthesie?

A
  • hypotensie
  • apneu -> door spierverslapping -> minder werkende AH-spieren
  • hypothermie -> wondinfectie, stolling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit de anesthesiologie wordt er een preoperatieve evaluatie en risicomanagement (screening) uitgevoerd, waarbij 2 vragen centraal staan:

A
  • weten wij alles?
  • kan het nog beter?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke informatie moet je achterhalen om bijv een te hoge bloeddruk te corrigeren voor de operatie

A
  • medische voorgeschiedenis
  • medicijngebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is belangrijk voor een operatie en hoe wordt dit bevorderd?

A

Prehabilitatie
- met BIBO (better in, better out): gericht op voeding, beweging en psychologische steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de risico’s van algehele anesthesie (AA)?

A
  • tandbeschadiging
  • druklaesies
  • infectie
  • hematoom
  • misselijkheid
  • allergie/anafylaxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risico’s van locoregionale anesthesie (LRA)?

A
  • dwarslaesie
  • urineretentie
  • hematoom
  • infectie
  • allergie
  • hoofdpijn
  • neurologische schade
  • falen van de techniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke voorbereiding moet een patiënt doen voor een operatie?

A
  • 6 uur nuchter voor eten & 2 uur voor drinken -> zodat er geen verhoogd aspiratie-risico is
  • stoppen met bepaalde medicatie zoals bepaalde antistolling en anticonceptiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met welke medicatie moet je wel doorgaan als je geopereerd wordt?

A
  • betablokkers
  • anti-epileptica
  • longmedicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarbij wordt rekening gehouden bij positionering tijdens de operatie?

A
  • chirurgische benadering
  • anesthesiologische implicaties
  • drukplekken
  • toegankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke fasen zijn er te onderscheiden tijdens anesthesie/analgesie/sedatie/spierverslapping?

A
  • inductiefase
  • onderhoudsfase
  • uitleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt communicatie uitgevoerd tussen patiënt en chirurg?

A
  • time-out procedure: aan het begin van de operatie, waarbij alles nogmaals wordt nagelopen en gecheckt
  • sign-out procedure: bij de afronding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het voedingsbeleid na een operatie?

A
  • eerst beginnen met drinken (water, daarna thee)
  • vervolgens ook beginnen met eten (brood, beschuit)
  • controleer of er sprake is van een maagsonde. Bij de maagsonde die voorbij gaat aan een anastomose moet de patiënt even wachten, gezien er geen voedsel langs de anastomose mag (risico op opengaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly