Week 3+4 Blok 7 Flashcards
soorten hulpbronnen
- fysieke hulpbronnen
- sociale hulpbronnen
- economische/materiele hulpbronnen
- persoonlijke en psychologische hulpbronnen
- zorg
fysieke hulpbronnen
- fysiek functioneren. lichamelijke beperkingen
- cognitief functioneren
sociale hulpbronnen
- getrouwd zijn
- sociaal netwerk
economische/materiele hulpbronnen
- inkomen
- vermogen
persoonlijke en psychologische hulpbronnen
- opleiding
- persoonlijkheidskenmerken
- zelfmanagement, eigen regie (self-regulatory skills)
zorg
- zorg-, welzijns-, en woonvoorzieningen, medische zorg, informele en particuliere zorg
Sociale relaties
- omvang netwerk vrij stabiel; verwanten worden wel vaker genoemd en vrienden minder vaak naarmate men ouder wordt. Maar veel variantie in veranderingen in netwerk tussen ouderen
- belang van vriendschap neemt toe in jongere cohorten ouderen
- belang van contacten buiten de familie neemt minder af
kans op overlijden en op verhuizen naar verzorgingshuizen en verpleeghuizen veel groter is wanneer je een klein netwerk hebt
neuroticism
= hoe emotioneel stabiel ben je
extraversion
= ben je heel levendig, onderneem je dingen
openess to experience
= openheid, ben je nieuwsgierig en creatief
agreeableness
= ben je sympathiek/behulpzaam? hou je rekening met de belangen van anderen
conscientiousness
= werk je hard, wil je dingen op orde hebben
persoonlijkheid
- persoonlijkheidskenmerken zijn zowel stabiel als veranderlijk gedurende de levensloop
- oorzaken van veranderingen in persoonlijkheid hebben te maken met veranderde sociale rollen, fysieke gezondheid en cultuurverschillen
Persoonlijkheidskenmerken en welzijn
- verminderen neuroticsme tot 80 jaar
- stabiliteit en afname extraversie
- vermindering openness
- toename agreeableness en conscientiousness (tot 70 jaar en daarna afname)
zelfmanagement vaardigheden
= initiatief nemen, self-efficacy, positief toekomstperspectief, investeren, multifunctionaliteit, variëteit
mensen met minder hulpbronnen kunnen daardoor hun zelfmanagementvaardigheden moeilijker op peil houden en dat heeft een negatieve invloed op het welzijn. Het gaat hier dus om een mediërend effect
Hoe blijven ouderen tot op hoge leeftijd zelfstandig wonen
hulpbronnen van 65-plussers zijn relevante succesfactoren:
- mensen met weinig gezondheidsproblemen, een hoog inkomen en hoge opleiding wonen langer zelfstandig
- psychische hulpbronnen helpen langer zelfstandig te wonen (bv ouderen die weinig regie over hun eigen leven ervaren, blijven minder lang zelfstandig wonen)
- ouderen met een groot sociaal netwerk blijven langer zelfstandig wonen
Langdurige zorg
= erop gericht mensen met langdurige gezondheidsproblemen in staat te stellen hun dagelijks leven te lijden (dus niet gericht op de problemen genezen of te behandelen)
1968 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
- verplichte sociale verzekering voor individueel onverzekerbare ziektekostenrisico’s
- aanvankelijk uitsluitend (vergoeden en verzeker van) zorg in zorginstellingen
- pakket aan zorgdiensten onder de AWBZ groeit in de decennia na invoering geleidelijke (o.a. thuiszorg, huishoudelijke hulp)
Modellen langdurige zorg
2 ideaaltypen van zorgmodellen
- universalistisch model
- residu model
residu-model
o. a. italië, spanje, duistland
- zorgdiensten voor hulpbehoevenden beperkt beschikbaar
- zorgverantwoordelijk primair bij familie
universalistisch zorgmodel
o. a. zweden, denemarken, nederland
- door overheid ondersteunde zorgdiensten beschikbaar voor hulpbehoevende ingezetenen
- zorgverantwoordelijkheid primair bij overheid
de 2 modellen zijn elkaar tegenpolen. Toch zie je laatste tijd dat veel landen een tussenweg proberen te zoeken
demografische verandering
- vergrijzing
- dalend geboortecijfer
- stijgende arbeidsparticipatie vrouwen
residu-model: familie kan zorgvraag niet meer aan
universalistisch model: stijgende kosten