Blok 6 Zorginkoop (College 6 t/m 9) Flashcards

1
Q

inkoop van de zorg

A

= tussen betalers van zorg (verzekeraars) en aanbieders van zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inkoop voor de zorg

A

= gaat over producten die worden gebruikt tijdens het leveren van zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

OOP model

A

Out of pocket model (zorg wordt uit je eigen zak betaald) –> al snel problemen met de kleine groep mensen die veel zorg nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicoverevening

A

= gaat over het feit dat verschillende zorgverzekeraars, verschillende populaties met verschillende risicoprofielen hebben en omdat we niet willen dat een zorgverzekeraar alleen zijn best doet gezonde mensen aan te trekken is er risicoverevening. Deze geeft de verzekeraar met veel risico een extra vergoeding, waardoor het niet onaantrekkelijk wordt ongezonde mensen aan te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PGB

A

= persoongebonden budget, waarbij je als individu je eigen zorg kunt inkopen. Wordt financieel geregeld via de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Publieke doelen zorgverzekeraars

A
  • kwaliteit
  • toegankelijkheid
  • betaalbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Strategische vragen voor zorginkopers

A
  • voor wie koop ik? hoe ziet deze populatie eruit?
  • wat koop ik in? waaruit bestaat het pakket van zorg dat gedeclareerd mag worden?
  • bij wie koop ik in?
  • hoe ga ik betalen?
  • hoe zorg ik ervoor dat ik goede kwaliteit inkoop?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Triple aim zorginkoop

A

= probeert samen te vatten waar zorgstelsels op gericht zouden moeten zijn

  • verbeteren gezondheid populatie
  • verbeteren ervaren kwaliteit zorg
  • verlagen van kosten per hoofd van de bevolking (groei afremmen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Quadruple aim

A

= een uitbreiding van triple aim

  • verbeteren gezondheid populatie
  • verbeteren ervaren kwaliteit
  • verlagen zorgkosten
  • verhogen tevredenheid zorgverleners (toevoeging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Actieve versus inactieve zorginkoop

A

inactieve - de pijlen van de bekostigingsstromen zijn ongeveer even groot

actief - de pijlen zijn niet even groot. Er wordt veel gepoold, waardoor er veel geld komt bij de zorginkopers (zorgverzekeraars)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Triade van zorginkoop (1)

A

zorgaanbieder: moet 2 heren dienen. Wie moet hij kiezen bij incongruente verzoeken?
zorginkoper: ervaart de dienst niet zelf. hoe moet hij de aanbieders aansturen?
zorggebruikers: kent de kosten-baten afweging niet. Kan hij de inkoper vertrouwen op de juiste keuze?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Triade van zorginkoop (doel incongruentie)

A

zorgaanbieders: best mogelijke zorg verlenen –> financieel gezond blijven
zorginkopers: risico beheersen –> alleen betalen voor wat strikt nodig is
zorggebruikers: laagst mogelijke premie/belasting –> best mogelijke zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Triade van zorginkoop (informatie asymmetrie)

A

Zorgaanbieder: wat is de beste interventie? wat is mijn kostprijs? wat moet ik vragen als kostprijs?

Zorginkopers: Wat heeft mijn populatie nodig? Wat is een eerlijke prijs? Wie levert de hoogste waarde?

Zorggebruikers: Wat heb ik precies nodig? Welke aanbieder biedt de beste zorg? Wordt er ingekocht op kwaliteit?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Best mogelijke condities

A

–> de zorginkoper heeft als doel om zorg te contracteren bij zorgaanbieders tegen de ‘best mogelijke condities’:

  • totale uitgaven aan zorg binnen besteedbaar budget
  • kwantiteit en kwaliteit moeten passen bij de zorgvraag
  • innovatie die kwaliteit, betaalbaarheid of toegankelijkheid verbetert, moet worden gestimuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorwaarden voor effectieve zorginkoop

A
  1. zorginkoper kan benodigde kwantiteit en kwaliteit van zorg voor haar populatie inschatten
  2. verschillen in kwaliteit tussen aanbieders is zichtbaar
  3. ingekochte kwantiteit kan gedurende het jaar worden bijgestuurd
  4. zorginkoper heeft inzicht in reële kostprijzen van zorg
  5. zorginkoper krijgt tijdige feedback over kwantiteit en kwaliteit van geleverde zorg
  6. zorginkoper kan gepastheid van voorschrijfgedrag en verwijsgedrag van zorgaanbieders beoordelen
  7. zorginkoper heeft de competenties om relaties met zorgaanbieders effectief te managen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inkoopwiel logische volgorde

A
  • strategische inkoopprocessen
  • tactische inkoopprocessen
  • operationele inkoopprocessen

strategisch + tactisch = contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Binnenste cirkel

A

= het stuk van het inkoopprocesmodel dat gaat over het beheren van relaties met je leveranciers –> hoe ga je om met je leveranciers?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sourcing analysis

A

= het uitvoeren van de analyses die nodig zijn om een inkoopstrategie te kunnen formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

specification of need

A

= interne analyse van wat onze organisatie qua inkoop precies nodig heeft (voorspellend van aard)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sourcing strategy development

A

= externe analyse van: hoe ziet onze leveranciersmarkt eruit? Na deze analyse stellen we de strategie vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

supplier selection

A

= vaststellen bij wie we willen inkopen –> selecteren van de leveranciers (je kunt bijv meerdere leveranciers kiezen om risico te beheersen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

contracting

A

= onderhandelen en uiteindelijk komen tot een contractafspraak met de gekozen leveranciers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

indentifying buying need

A

= het daadwerkelijk vaststellen van de daadwerkelijke inkoopbehoefte in termen van, er moet iets besteld worden (dit is geen voorspelling meer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

create & manage purchase orders

A

= bestelling daadwerkelijk maken en opsturen naar leverancier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

order fulfillment

A

= de stap die de leverancier zelf uitvoert; het vervullen van de bestelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

process & approve invoices

A

= factuur wordt gecontroleerd door inkopende organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

payment

A

= betaling (afsluiting operationele deel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Binnenste cirkel

A
  • supplier development
  • supplier relationship management
  • performance evaluation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Supplier development

A

= de leverancier helpen zich te ontwikkelen door in hem te investeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Performance evaluation

A

= regelmatig de geleverde prestaties van de leverancier evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Veranderingen zorgspecifiek inkoopwiel

A

supplier –> provider
invoices (facturen) –> claims (declaratie)

identify buying need –> diagnosis
Create and manage purchase orders –> open the DRG
Order fulfillment –? treatment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Inkoopanalyse

A

analyseren van de markt van zorgaanbieders (figuur links pp)

bredere analyse van context (destep-analyse)

spend analyse om terug te kijken op vorig jaar (spend kubus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

verantwoordelijkheden zorginkoper

A

je moet als zorginkoper verantwoordelijk stellen voor het opbouwen en onderhouden van gezonde leveranciersbasis. Als zorginkoper ben je er ook verantwoordelijk voor dat de zorgaanbieders financieel gezond blijven en niet omvallen. Als zorgaanbieders omvallen heb je uiteindelijk helemaal niemand meer om contracten mee af te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

aanbestedingsrecht

A

= het geheel van regels dat de precontractuele fase, de fase in aanloop naar het contract, normeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke instrumenten hebben gemeenten om voorzieningen van jeugdzorg en maatschappelijk ondersteuning uit te (laten) voeren

A
  • inbesteden
  • quasi-besteden
  • betrekken van de markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

inbesteden

A

= uitvoering door ambtenaren of medewerkers in dienst van de gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

quasi-inbesteden

A

= uitvoering door aparte entiteit met rechtspersoonlijkheid in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) (bv openbaar lichaam of bedrijfsuitvoeringorganisatie), of een stichting of vennootschap, opgericht door de gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

subsidie

A

= de voorziening wordt gesubsideerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

open house

A

= de voorziening wordt ingericht op grond van een open toelatingsprocedure voor alle geïnteresseerde aanbieders. Er wordt geen aanbieder geselecteerd.

methodiek voor opdrachtgeverschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

open house/zeeuwse model (internet definitie)

A

= geen (wettelijke voorgeschreven) aanbestedingsprocedure. Het is een toelatingssysteem voor de levering van zorgvoorzieningen op basis van een vooraf bekend gemaakte toelatingsprocedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Voordelen open house

A

= het faciliteert keuzevrijheid en ondernemerschap. Inwoners kunnen keizen voor elke opdrachtnemer die wil leveren tegen vastgestelde voorwaarden en tarieven. Aanbieders kunnen tijdens de looptijd van de overeenkomsten toe- en uittreden. Ook is het mogelijk om tussentijds diensten, bekostigingsmethodieken en tarieven aan te passen. Dat maakt het model heel flexibel en inwonersgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

aanbesteden 2.0

A

= de voorziening wordt als overheidsopdracht aanbesteed

43
Q

Gemeenten zijn

A

= aanbestedende diensten in de zin van de Aw (2012) en het Europese aanbestedingsrecht

44
Q

Aw 2012

A

= een uitvloeisel van richtlijn nr. 2004/18/EEG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie

45
Q

Europees aanbestedingsrecht

A

Aanbesteden is altijd Europees. Inkopen door overheden moeten namelijk overal het zelfde gebeuren. Dat gemeenten moeten aanbesteden is dus Europees recht!

46
Q

Aanbestedingsplicht

A

= indien opdrachten een drempelbedrag overschrijden is er een aanbestedingsplicht

47
Q

2 modellen van inkoop

A
  • onderhands

- aanbesteden

48
Q

onderhands

A

= contracteert een aanbieder/financier van zorg zonder dat daaraan bijzondere eisen worden gesteld

49
Q

aanbesteding betekenis

A

= de uitnodiging tot het doen van een aanbod van een aanbesteder aan meerdere ondernemers (leveranciers, dienstverleners, aannemers) om in te schrijven voor de uitvoering van een opdracht tot het leveren van goederen of diensten, of het verrichten van werken

= inkoop door de overheid

50
Q

aanbestedingsrecht

A

= regulering van de inkoop door de overheid

= Europese regels omgezet in nationale wet- en regelgeving (voornamelijk Aw 2012)

51
Q

Aanbestedingsplicht als sprake is van

A
  • aanbestedende dienst
  • aanbestedingsplichtige opdracht
  • overschrijding drempelbedrag
52
Q

aanbestedende dienst

A

= de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, of een publiekrechtelijke instelling

53
Q

aanbestedingsplichtige opdracht

A

= leveringen, werken, diensten. Jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning zijn diensten

54
Q

Overschrijding drempelbedrag

A

= worden iedere 2 jaar binnen EU vastgesteld

55
Q

Toepasselijk recht voor aanbesteding van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning te vinden in:

A
  • Europese Aanbestedingsrichtlijn
  • Aw 2012
  • Wmo 2015 en Jw
56
Q

Aanbestedingsprocedure

A

Ondernemingen melden zich met hun offertes en doorlopen deze procedure. Degene die de top bereikt, krijgt het contract.

  1. Uitsluitingsgronden
  2. technische bekwaamheid en financiële draagkracht
  3. offerte beoordeling op gunningscriteria

–> gunning

57
Q

uitsluitingscriteria

A

= zien op ‘persoonlijke’ omstandigheden van de inschrijver

mensen met strafblad of een verleden met belastingsfraude komen bijv. niet meer in aanraking met overheidsopdrachten

58
Q

Geschiktheidscriteria

A

= technische bekwaamheden die inschrijven moet hebben wil offerte kunnen worden beoordeeld

59
Q

Selectiecriteria

A

= financiële eisen t.a.v. de organisatie van de inschrijver

60
Q

gunningscriteria

A

= eisen waaraan de inschrijving moet voldoend (laagste prijs of economisch meest voordelige inschrijving)

61
Q

Verplichting EMVI

A

Wmo 2015 en Jw verplichten tot EMVI (economisch meest voordelige inschrijving)

62
Q

Bestek

A

= kwaliteitseisen

63
Q

Sociale en andere specifieke diensten

A

= voor zogenoemde sociale en andere specifieke diensten geldt een vereenvoudigde procedure (bijv. diensten op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg etc)

Voor deze diensten geldt een ander drempelbedrag dan 214.000

64
Q

Aanbestedende dienst procedure sociale en andere specifieke diensten stappen

A
  1. maak een vooraankondiging of een aankondiging van de overheidsopdracht bekend
  2. beschrijf hierin de hoofdkenmerken van de gunningsprocedure
  3. toets of de inschrijvingen voldoen aan de door de aanbestedende dient gestelde technische specificaties, eisen en normen
  4. maak een proces verbaal van de opdrachtverlening
  5. sluit de overeenkomst
  6. publiceer de aankondiging van de gegunde opdracht
65
Q

Aanbestedingsbeginselen

A
  • gelijkheid/non-discriminatie
  • transparantie
  • proportionaliteit
66
Q

Gelijkheid/non-discriminatie

A

= er mag geen onderscheid naar nationaliteit gemaakt worden en er mogen geen discriminerende factoren aanwezig zijn bij een aanbesteding waardoor de een meer kansen krijgt dan de ander. Iedereen moet objectief en op dezelfde wijze behandeld worden en iedereen moet dezelfde informatie krijgen

67
Q

Transparantie

A

= vooraf moet met een voor iedereen leesbare beschrijving duidelijk zijn wat er verwacht wordt. Beslissingen moeten duidelijk worden gemotiveerd

68
Q

Proportionaliteit

A

= technische specificaties, uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen, selectie- en gunningscriteria moeten relevant zijn en in verhouding staan tot de aard en omvang van de opdracht

69
Q

Alcatel termijn

A

= na gunning (vragen naar informatie over uiteindelijke uitslag), standstill periode. Tijdens deze periode kunnen afgewezen partijen info opvragen over afwijzing

70
Q

Grossman-doctrine

A

= tijdig bezwaren kenbaar maken (tijdens procedure)

In NL worden problemen door de burgerlijke rechter behandeld

71
Q

Publiekrechtelijke instelling

A

= een instelling die specifiek ten doel heeft te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard, die rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan:

a. de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancierd
b. het beheer is onderworpen aan toezicht door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling
c. de leden van het bestuur, het leidinggevend of toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, of een andere publiekrechtelijke instelling zijn aangewezen

72
Q

Vrijwillige aanbesteding

A

= aanbesteding door aanbestedende dienst van opdracht beneden het drempelbedrag –> je accepteert de regels van de aanbesteding, dus je moet je hier ook aan houden

73
Q

Private aanbesteding

A

= aanbesteding door niet-aanbestedende dienst

74
Q

Het waarom van (goede) kostprijzen

A
  • input voor verkoop- en productieplan (budgettering)
  • input voor ‘control’ van het productieproces (management control)
  • input voor de waardering van de voorraden (jaarverslag)
  • input voor de onderhandeling in de triade (marktordening)
75
Q

Voorbeelden van kosten in een product/dienst

A
  • de kosten van grond- en hulpstoffen
  • de kosten van arbeid
  • de kosten van duurzame productiemiddelen
  • de kosten van grond
  • de kosten van diensten en derden
  • de kosten van belastingen (op goederen en diensten en winst)
  • de rentekosten

al deze kosten zullen moeten worden terugverdiend door het verkopen van goederen en diensten

76
Q

Basisvormen integrale calculatie

A
  1. delingscalculatie
  2. equivalente methode
  3. opslag methode
  4. kostenplaatsmethode
77
Q

Delingscalculatie

A

Kostprijs = (vaste + variabele kosten) / normale productie

78
Q

Delingscalculatie voor- nadelen

A

voordeel: eenvoud
nadeel: alleen toepasbaar bij homogene producten

79
Q

equivalentie methode

A

= het met een uniforme verdeelsleutel omzetten van heterogene producten naar homogene product eenheden

80
Q

equivalentie methode voor- nadelen

A

voordeel: eenvoudig
nadeel: alleen mogelijk bij beperkt aantal producten met onderlinge verwantschap

81
Q

Opslagmethode

A

= onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte kosten

indirecte kosten worden met een uniform opslagpercentage op directe kosten over de producten verdeeld

82
Q

Bepaal opslag percentage

A

indirect/direct

kosten per behandeling = ‘tijdsduur’ * kosten per behandeling * (1 + opslag perc)

83
Q

Opslag methode voor- nadelen

A

voordeel: eenvoudig toe te passen bij heterogene productie
nadeel: veronderstelling lineair verband
onnauwkeurig bij groot aandeel indirecte kosten

84
Q

Hoofdkostenplaats

A

= levert prestatie rechtstreeks ten gunste van een kostendrager

85
Q

hulpkostenplaats

A

= levert prestatie niet rechtstreeks aan een kostendrager

86
Q

10 stappenplan kostenplaats methode

A
  1. inventariseren van alle relevante kosten
  2. onderscheid maken tussen directe en indirecte kosten
  3. bepalen van te onderscheiden (hoofd)kostenplaatsen en kostendragers
  4. inventariseren van de relevante verdeelsleutels
  5. opstellen van de kostenverdeelstaat
  6. toerekenen van de directe kosten aan de kostendrager
  7. stapsgewijs toerekenen van de totale kosten (incl. eventueel eerdere toerekeningen) van de (hulp) kostenplaatsen aan de relevante (hoofd)kostenplaatsen met de verdeelsleutels
  8. toerekenen van de totale kosten van de hoofdkostenplaatsen aan de kostendragers (equivalentie methode)
  9. bepalen van de totale (directe en indirecte) kosten van de kostendragers
  10. bepalen van de kostprijs per kostendrager per eenheid product
87
Q

Voordelen kostenplaatsmethode

A
  • universeel toepasbaar
  • nauwkeurige toedeling
  • efficiency bewaking
  • van belang voor bedrijven met hoge indirecte kosten
  • veel toegepast in de gezondheidszorg
88
Q

Nadelen kostenplaatsmethode

A
  • bewerkelijk
  • arbitraire verdeelsleutels
  • indirecte kosten toegerekend met globale volume grootheden
  • onderhoud
89
Q

Van kostprijs naar verkoopprijs

A
  • kostprijs gebaseerde verkoopprijs
  • markt gebaseerde verkoopprijs
  • target costing
90
Q

Kostprijs gebaseerde verkoopprijs

A

kostprijs + winstopslag –> verkoopprijs

let op: winstopslag als % van de verkoopprijs

91
Q

Markt gebaseerde verkoopprijs

A

Verkoopprijs –> kostprijs + winst

let op: winst kan ook betekenen -/- verlies

92
Q

Target costing

A

Verkoopprijs - winstopslag = kostprijs

(let op: kwaliteitsaspecten) –> hoe wil ik mijn kosten/verkoopprijs positioneren t.o.v. de markt. Normatieve benadering vanuit een strategisch perspectief. Je moet je realiseren of je het wel kunt maken voor die kostprijs en wat voor effect dat heeft op je kwaliteit)

93
Q

Winstopslag bovenop de kostprijs

A

= winst/kosten * 100

94
Q

Verkoopprijs

A

= kostprijs + (winstopslag bovenop de kostprijs –> dus keer de kostprijs)

875 + (0,1429 * 875)

95
Q

Kostprijs

A

= kosten per ingreep/behandeling + (opslag bovenop de kostprijs dus opslag perc * kosten)

= 500 + (75% * 500)

96
Q

Winstopslagpercentage

A

= winstopslag / verkoopprijs

97
Q

Winstopslag

A

= kostprijs + opslag voor de winst op de kostprijs

98
Q

Wat verstaan we onder bekostiging?

A

= een financieel instrument, dat wordt ingezet voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met het leveren van zorg en zorgverbetering. (Gaat hier niet alleen om de financiering maar er wordt ook gekeken naar het gedrag dat wordt uitgelokt dmv een bepaalde bekostigingstechniek)

99
Q

Bekostiging

A

= financieel instrument voor zorgverbetering, vaak ingezet in samenhang met andere instrumenten

  1. inspectie/vergunning –> voortbestaan
  2. financiële prikkels –> inkomsten/resultaat/vermogenspositie
  3. transparantie/reporting –> (kwaliteits-)informatie
  4. intrinsieke motivatie –> waarde/voldoening
100
Q

Bekostiging van zorgaanbieders (Eijkenaar 2020)

A
  • betaling per zorgactiviteit
  • betaling per ziekte-episode
  • betaling per aandoening
  • betaling per persoon
  • vast bedrag per periode
  • resultaatbeloning/uitkomstbekostiging
101
Q

wat hebben deze systematieken gemeen

A
  • ieder bekostigingssysteem doet meer dan alleen bekostigen
  • het lokt gedrag uit (under/overtreatment)
  • daarom goede totale bekostigingssystematiek
102
Q

sterke en zwakke incentive zone/intensiteit

A

sterk: voor een beetje meer prestatie, krijg je veel meer
zwak: voor meer prestatie, ietsje beloning (minder snel dan bij sterk)

103
Q

pervers gedrag (moral hazard)

A
  • upcoding / overbehandeling (zwaardere DBC dan eig nodig is, zodat er meer gedeclareerd kan worden, extra behandeling)
  • onderbehandeling
  • risicoselectie (studentenwijk vs. ouderenwijk)