Week 1: Tak Flashcards

1
Q

Wat is het doel van de empirische cyclus?

A

Stapsgewijze toetsing van hypothesen die ten grondslag liggen aan de hulp die wordt geboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van de regulatieve cyclus?

A

Stapsgewijs bereiken van doelen bij het oplossen van een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke structuur komt er in alle schema’s terug die de methodische stappen in kaart brengen?

4 stappen

A

1. Oriëntatie op de problemen door middel van onderzoek en analyse.
2. Het bepalen van de doelen en het opstellen van een plan.
3. Het uitvoeren van een interventie.
4. Het evalueren van de effecten en het vervolg bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt bedoeld met empowerment?

A

Het streven om de cliënt te leren grip te krijgen op zijn situatie en zelf de
ontwikkeling te bevorderen, gebruikmakend van de eigen sociale omgeving en mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend het afstemmingsniveau cognitief?

1 van de 4 afstemmingsniveaus tussen hulpvrager en hulpverlener

A

Overeenstemming over de interpretatie van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend het afstemmingsniveau affectief?

1 van de 4 afstemmingsniveaus tussen hulpvrager en hulpverlener

A

Voelt de hulpvrager zich ondersteund en is er sprake van wederzijds respect?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekend het afstemmingsniveau normatief?

1 van de 4 afstemmingsniveaus tussen hulpvrager en hulpverlener

A

Verschillen in visie op wat goed is, afhankelijk van kennis, normen en waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekend het afstemmingsniveau gedragsmatig?

1 van de 4 afstemmingsniveaus tussen hulpvrager en hulpverlener

A

Welke concrete verwachtingen hebben hulpvrager en hulpverlener.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een terecht-positieve uitslag?

A

Positieve uitslag, en in werkelijkheid is er ook echt een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een fout-positieve uitslag

A

Positieve uitslag, terwijl er geen sprake is van een probleem. Dit wordt een fout van de eerste soort genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een terecht negatieve uitslag?

A

Negatieve uitslag, waarbij er ook echt geen sprake is van een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een fout-negatieve uitslag?

A

Negatieve uitslag, maar in werkelijkheid is er wel een probleem. Dit wordt een fout van de tweede soort genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met het discriminerend vermogen?

A

De mate waarin een instrument in staat is om onderscheid te maken
tussen de aan- en afwezigheid van een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 6 stappen van de regulatieve cyclus?

A
  1. probleemherkenning
  2. Probleemdefinitie
  3. Bedenken en afwegen handelingsmogelijkheden
  4. Planning
  5. Interventie
  6. Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welke 4 kwantitatieve criteria wordt de ernst van het probleem bepaald?

A
  • Frequentie van het probleemgedrag.
  • Duur van het probleemgedrag.
  • Intensiteit van het probleemgedrag.
  • Omvang van het probleemgedrag (In welke settingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Naar welke 6 achtergrondvariabele moet gekeken worden om de ernst van het probleem te bepalen?

A
  • Leeftijd van het kind
  • Ontwikkelingsniveau van het kind
  • Ontwikkelingsverloop
  • Sekse van het kind
  • Actuele omstandigheden
  • Sociaal-culturele omstandigheden
17
Q

Met welke 6 kwalitatieve criteria wordt de ernst van het probleem bepaald?

A
  • Lijdensdruk: Hoeveel lijdt het kind onder de problemen
  • Lichamelijk functioneren
  • Psychisch functioneren
  • Sociaal functioneren
  • Klinisch syndroom
  • Adaptatie aan de omgeving
17
Q

Wat betekend routine outcome monitoring?

A

Via vaste procedures wordt een voor- en nameting van elke behandeling uitgevoerd.

17
Q

Kindermishandeling moet worden gesignaleerd via de ….

A

Meldcode

18
Q

Aan welke 3 eigenschappen voldoet een goede probleemdefiniëring?

A
  • Concreet geformuleerd
  • Acceptabel voor de cliënt
  • Geïntegreerd
19
Q

Wat betekend satisfactiemaat?

A

De cliënt vragen naar zijn tevredenheid over de behandeling

20
Q

Wat betekend het sleeper effect?

A

Soms vergt het meer tijd om te veranderen, waardoor effecten pas na
maanden zichtbaar kunnen zijn.

21
Q

Welk type instrument wordt vaak gebruikt in psychosociale hulpverlening?

A

Criteriumtoetsen en communication-referenced instrumenten