Verbos irregulares en presente grupo uno Flashcards
Ik maak / ik doe
Hago
Jij maakt / jij doet
Haces
Hij/zij maakt / doet
Hace
Wij maken / doen
Hacemos
jullie maken / doen
Hacéis
Zij maken / doen of u maakt / doet
Hacen
ik leg of zet neer
Pongo
Jij legt of zet neer
Pones
Hij/zij legt of zet neer
Pone
Wij zetten of leggen neer
Ponemos
Jullie zetten of leggen neer
Ponéis
Zij zetten of leggen neer of u zet of legt neer
Ponen
Ik vertrek of ga uit
Salgo
Jij vertrekt of gaat uit
Sales
Hij/zij vertrekt of gaat uit
Sale
Wij vertrekken of gaan uit
Salimos
Jullie vertrekken of gaan uit
Salís
Zij vertrekken of gaan uit of u vertrekt of gaat uit
Salen
Ik breng of neem mee
Traigo
Jij brengt of neemt mee
Traes
Hij brengt of neemt mee
Trae
Wij brengen of nemen mee
Traemos
Jullie brengen of nemen mee
Traéis
Zij brengen of nemen mee of u brengt of neemt mee
Traen
Ik val
Caigo
Jij valt
Caes
Hij valt
Cae
Wij vallen
Caemos
Jullie vallen
Caéis