Verbos irregulares en presente grupo uno Flashcards
Ik maak / ik doe
Hago
Jij maakt / jij doet
Haces
Hij/zij maakt / doet
Hace
Wij maken / doen
Hacemos
jullie maken / doen
Hacéis
Zij maken / doen of u maakt / doet
Hacen
ik leg of zet neer
Pongo
Jij legt of zet neer
Pones
Hij/zij legt of zet neer
Pone
Wij zetten of leggen neer
Ponemos
Jullie zetten of leggen neer
Ponéis
Zij zetten of leggen neer of u zet of legt neer
Ponen
Ik vertrek of ga uit
Salgo
Jij vertrekt of gaat uit
Sales
Hij/zij vertrekt of gaat uit
Sale
Wij vertrekken of gaan uit
Salimos
Jullie vertrekken of gaan uit
Salís
Zij vertrekken of gaan uit of u vertrekt of gaat uit
Salen
Ik breng of neem mee
Traigo
Jij brengt of neemt mee
Traes
Hij brengt of neemt mee
Trae
Wij brengen of nemen mee
Traemos
Jullie brengen of nemen mee
Traéis
Zij brengen of nemen mee of u brengt of neemt mee
Traen
Ik val
Caigo
Jij valt
Caes
Hij valt
Cae
Wij vallen
Caemos
Jullie vallen
Caéis
Zij vallen of u valt
Caen
Ik zeg
Digo
Jij zegt
Dices
Hij zegt
Dice
Wij zeggen
Decimos
Jullie zeggen
Decís
Zij zeggen of u zegt
Dicen
Ik vervolg of ga door
Sigo
Jij vervolgt of gaat door
Sigues
Hij vervolgt of gaat door
Sigue
Wij vervolgen of gaan door
Seguimos
Jullie vervolgen of gaan door
Seguís
Zij vervolgen of gaan door of u vervolgt of gaat door
siguen
Ik hoor
Oigo
Jij hoort
Oyes
Hij hoort
Oye
Wij horen
oímos
Jullie horen
Oís
Zij horen of u hoort
Oyen
Ik heb
Tengo
Jij hebt
Tienes
Hij heeft
Tiene
Wij hebben
Tenemos
Jullie hebben
Tenéis
Zij hebben of u heeft
Tienen
Ik kom
Vengo
Jij komt
Vienes
Hij komt
Viene
Wij komen
Venimos
Jullie komen
Venís
Zij komen of u komt
Vienen
Uitstellen
Posponer
Voorstellen
proponer
Onderhouden
Mantener
krijgen
Obtener
Bevatten
Contener
Moeten
Tener que
Elke zaterdag ga ik uit in het centrum met mijn vrienden
Cada sábado yo salgo al centro con mis amigos
Hans en Ceciel komen naar de school om Spaans te leren
Hans y Ceciel vienen a la escuela para aprender espanol
maria zegt dat jij de deur moet openen en daarna het pakket moet ontvangen
María dice que tú tienes que abrir la puerta y después tienes que recibir el paquete
Mijn grootvader hoort de dingen die ik zeg niet meer
mi abuelo ya no oye las cosas que yo digo
Ik breng veel dingen in mijn koffer omdat ik op reis ga
Yo traigo muchas cosas en la maleta porque voy de viaje
Ik doe een cursus spaans om te kunnen praten met de mensen tijdens mijn reis naar centraal Amerika
Yo hago un curso de espanol para hablar con la gente en mi viaje a Centroamérica
Ik let de eieren nooit in de koelkast. En jij?
Yo nunca pongo los huevos dentro de la nevera. Y tu?
De regen valt uit de lucht, daarom groeien de planten
La lluvia cae del cielo, por eso las plantas crecen