Verbos irregulares en presente grupo dos Flashcards
Ik vind (het boek)
encuentro
Jij vindt (het boek)
encuentras
Hij/zij vindt (het boek)
encuantra
Wij vinden (het boek)
encontramos
Jullie vinden (het boek)
encontráis
Zij vinden (het boek)
encuentran
Ik herinner mij
recuerdo
Jij herinnert je
recuerdas
hij/zij herinnert zich
recuerda
wij herinneren ons
recordamos
jullie herinneren zich
recordáis
Zij herinneren zich
recuerdan
Ik kan of ik mag
puedo
Jij kan of jij mag
puedes
Hij/zij kan of mag
puede
Wij kunnen of mogen
podemos
Jullie kunnen of mogen
podéis
Zij kunnen of mogen
pueden
Ik slaap
duermo
jij slaapt
duermes
hij/zij slaapt
duerme
Wij slapen
dormimos
Jullie slapen
dormís
Zij slapen
duermen
Ik vlieg
vuelo
Jij vliegt
vuelas
Hij/zij vliegt
vuela
wij vliegen
volamos
jullie vliegen
voláis
zij vliegen
vuelan
Ik kom terug of ga terug
vuelvo
Jij komt terug of gaat terugh
vuelves
Hij/zij komt terug of gaat terug
vuelve
Wij komen terug of gaan terug
volvemos
Jullie komen terug of gaan terug
volvéis
zij komen terug of gaan terug
vuelven
Ik klink of maak geluid
sueno
Jij klinkt of maakt geluid
suenas
hij/zij klinkt of maakt geluid
suena
Wij klinken of maken geluid
sonamos
jullie klinken of maken geluid
sonáis
zij klinken of maken geluid
suenan
Ik droom
sueño
jij droomt
Sueñas
Hij/zij droomt
sueña
Wij dromen
soñamos
Jullie dromen
soñáis
Zij dromen
sueñan
Ik vertel of tel
Cuento
Jij vertelt of telt
Cuentas
hij/zij vertelt of telt
cuenta
Wij vertellen of tellen
Contamos
Jullie vertellen of tellen
Contáis
Zij vertellen of tellen
Cuentan
Ik ruik
huelo
Jij ruikt
hueles
Hij/zij ruikt
huele
Wij ruiken
olamos
jullie ruiken
oléis
zij ruiken
huelen
Ik speel
juego
Jij speelt
juegas
Hij/zij speelt
juega
Wij spelen
Jugamos
Jullie spelen
Jugáis
zij spelen
juegan
Hij/zij/het kost
cuesta
Zij kosten
cuestan
Het regent
llueve
Hoe laat komen ze terug
A qué hora vuelven ellos
Mijn vriend slaapt erg weinig
Mi novio duerme muy poco
Jouw idee klinkt fantastisch
Tu idea suena fantástica
Soms droom ik over rare dingen
A veces sueño con cosas extrañas
Kost elk ticket naar Colombia 400 euro?
Cada boleto cuesta 400 euros a Colombia?
Mijn opa vertelt veel verhalen
Mi abuelo cuenta muchas historias
Speel jij ook voetbal?
Juegas al fútbol también?
Ik herinner me erg weinig van het ongeluk
Recuerdo muy poco del accidente
Vlieg jij morgen naar Colombia
Vuelas mañana a Colombia?
Mijn vriend vindt de sleutels nooit
Mi novio nunca encuentra las llaves
Deze vis ruikt heel lekker
Este pescado huele muy rico
Mag ik iets zeggen?
Puedo decir algo?
niet meer
Ya no
Als
Si
Ook niet
Tampoco
Dus/dan
entonces
Niemand
Nadie
Iets
Algo
Alweer
Otra vez
Hetzelfde
Lo mismo