1.3 Lección dos - Verbos Reflexivos Flashcards
Ik was me
Me lavo
Jij wast je
Te lavas
U/hij/zij wast zich
Se lava
Wij wassen ons
Nos lavamos
Jullie wassen je
Os laváis
Zij wassen zich
Se lavan
Naar bed gaan of gaan liggen
Acostarse
Zich scheren
Afeitarse
Baden/douchen
Bañarse
(tanden)poetsen
Cepillarse
Wakker worden
Despertarse
Douchen
Ducharse
In slaap vallen
Dormirse
Zich uitrekken
Estitarse
Zich wassen
lavarse
Opstaan
Levantarse
Zich opmaken
Maquillarse
Kammen
Peinarse
Aantrekken/aandoen
Ponerse
Uittrekken/uitdoen
Quitarse
Zich afdrogen
Secarse
Gaan zitten
Sentarse
Zich (aan)kleden
Vestirse
Zich herinneren
Acordarse
Wennen
Acostumbrarse
Schrikken
Asustarse
In de war raken
Confundirse
Plezier hebben
Divertirse
Zich realiseren
Darse cuenta
Erachter komen
Enterarse
Verliefd worden
Enamorarse
Boos worden
Enojarse
Gestrest raken
Estresarse
Zich voorsellen
Imaginarse
Zich ontspannen
Relajarse
Zich voelen
Sentirse
Zich afvragen
Preguntarse
Dichterbij komen
Acercarse
Weglopen
Alejarse
Uitstappen
Bajarse
Mond huiden
Callarse
Genezen
Curarse
Dronken worden
Emborracharse
Ziek worden
Enfermarse
Zich bewegen
Moverse
Verhuizen
Mudarse
Zich herstellen
Recuperarse
Op-/ instappen
Subirse
Durven
Atreverse
Trouwen
Casarse
Scheiden
Divorciarse
Afscheid nemen
Despedirse
Ontmoeten
Encontrarse
Een fout maken
Equivocarse
Weggaan
Irse
Heten
Llamarse
Lijken op
Parecerse
Blijven
Quedarse
Klagen
Quejarse
Ik ga naar bed of ga liggen
Me acuesto
Jij scheert je
te Afeitas
Hij/zij/ud baddert
Se baña