1.3 Lección dos - otras palabras Flashcards
1
Q
Ik douch
A
me ducho
2
Q
Jij trekt uit
A
Te quitas
3
Q
Zij blijft
A
Ella se queda
4
Q
Wij staan op
A
nos levantamos
5
Q
Jullie wassen je
A
Os laváis
6
Q
Zij relaxen
A
se relajan
7
Q
Jij gaat liggen
A
Te acuestas
8
Q
Ik trek aan
A
Me pongo
9
Q
Wij gaan
A
Nos vamos
10
Q
Hij voelt zich
A
Se siente
11
Q
Jij wordt wakker
A
Te despiertas
12
Q
Zij trekt uit
A
Se quita
13
Q
Wij borstelen
A
Nos cepillamos
14
Q
Ik sta op
A
Me levanto
15
Q
Hij scheert zich
A
Se afeita
16
Q
Jullie douchen
A
Os ducháis
17
Q
Ik trek aan
A
Me pongo
18
Q
Zij vallen in slaap
A
Se duermen
19
Q
Zij doet make-up op
A
Se maquilla
20
Q
Jij stresst
A
Te estresas