Harry Potter - 1 - El niño que sobrevivió Flashcards
Vivián
Zij leefden
Zij leefden
Vivián
Estaban orgullosos
Waren trots
Waren trots
Estaban orgullosos
Casi sin cuello
Bijna zonder nek
Bijna zonder nek
Casi sin cuello
Aunque
Hoewel
Hoewel
Aunque
Era delgada
Zij was mager
Zij was mager
Era delgada
Era rubia
Zij was blond
Zij was blond
Era rubia
lo habitual
Het gebruikelijke
Het gebruikelijke
lo habitual
Muy útil
Zeer nuttig
Las vallas
De hekken / de omheiding
De hekken / de omheining
Las vallas
No había
Er was geen
Er was geen
No había
Espiar
Bespioneren
Bespioneren
Espiar
Un niño mejor que él
Een jongen beter dan hij
Een jongen beter dan hij
Un niño mejor que él
Tenían todo lo que querían
Zij hadden alles wat ze wilden
Zij hadden alles wat ze wilden
Tenían todo lo que querían
Mi mayor temor
Mijn grootste angst
Mijn grootste angst
Mi mayor temor
Era
Hij/zij/het was
Tanto
zowel / zo
Hij/zij/het was
Era
Zowel / zo
Tanto
Un completo inútil
Een complete idioot
Een complete idioot
Un completo inútil
La acera
De stoep
De stoep
La acera
Sabían
Zij wisten
Razón
Reden
Reden
Razón
Tenía razon
Ik had gelijk
Ik had gelijk
Tenía razon
Mientras
Terwijl
Terwijl
Mientras
Cogió
Hij nam
Hij nam
Cogió
Maletín
Aktetas
Aktetas
Maletín
Besó
Hij kuste
Hij kuste
Besó
La mejilla
De wang
De wang
La mejilla
Trató
Hij probeerde
Hij probeerde
Trató
Aunque
Alhoewel
Alhoewel
Aunque
Saliá
Hij verliet
Hij verliet
Saliá
La esquina
De hoek (van de straat)
De hoek (van de straat)
La esquina
Percibió
Hij bespeurde
Hij bespeurde
Percibió
De eerste indicatie
El primer indicio
El primer indicio
De eerste indicatie