1.3 Lección cuatro Flashcards
Lekker vinden / houden van
Gustar
Te gek vinden
Encantar
Vervelend vinden
Molestar
Irritant vinden
Irritar
Belangrijk vinden
Importar
Interessant vinden
Interesar
Moeilijk vinden
Costar
Pijn doen
Doler
Verrassen
Sorprender
Gelukkig maken
Agradar
Missen
Faltar
(Niet) opschieten met iemand
Caer bien/mal
Zin hebben
Apetecer
Over blijven
Quedar
Mis zijn met
Pasar
Opvallen
Llamar la atención
Gek maken
Volver loco/a
Goed vinden
Parecer bien
Slecht vinden
Parecer mal
Een goed idee vinden
Parecer buena idea
Een slecht idee vinden
Parecer mala idea
Uitstekend vinden
Parecer genial
Eerlijk vinden
Parecer justo
Zielig vinden
Dar pena
Jammer vinden
Dar lástima
Niet uitmaken
Dar igual
Bang maken
Dar miedo
Misselijk maken
Dar asco
Aan het lachen maken
Dar risa
In verlegenheid brengen
Dar vergüenza
Blij worden
Poner feliz
Verdrietig worden
Poner triste
Nerveus maken
Poner nervioso/a
Woedend maken
Poner furioso/a
Ik hou van mint ijs
A mí me encanta el helado de menta
Verassen de weersveranderingen jou?
A ti te sorprenden los cambios del clima?