Estudiar para el examen Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Hij heeft een belangrijke reunie gehad

A

Ha tenido una reunión muy importante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hij is naar werk gegaan

A

Ha ido al trabajo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hij heeft een andere koffie genomen

A

Ha tomado otro café

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hij heeft naar muziek geluisterd in de auto

A

Ha escuchado música en el carro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hij heeft Yolanda gezien

A

Ha visto a Yolanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hij is een beetje gestresst geweest

A

Ha estado un poco estresado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hij heeft een douch genomen

A

Ha tomado una ducha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hij heeft een koffie gedronken

A

Ha bebido un café

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hij heeft zijn vader gebeld

A

Ha llamado a su padre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zijn alarm heeft geklonken om zeven uur ‘s ochtends

A

Su alarma ha sonado a las siete de la manana

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hij is vertrokken van werk om 5 uur ‘s middags

A

Ha salido del trabajo a las cinco de la tarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hij heeft een sap gekocht in de supermarkt

A

Ha comprado un jugo en el supermercado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hij heeft ontbeten met een collega

A

Ha desayunado con un colega

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hij heeft een bericht gestuurd naar Yolanda

A

Ha enviado un mensaje a Yolanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hij heeft gereden naar het huis van Yolanda

A

Ha conducido a la casa de Yolanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hij heeft in de file gestaan

A

Ha estado en un atasco

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hij heeft een film gekeken met Yolanda

A

Ha visto una película con Yolanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hij heeft avond gegeten met Yolanda in een restaurant

A

Ha cenado con Yolanda en un restaurante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hij is teruggekeerd naar huis om 10 uur ‘s avonds

A

Ha vuelto a casa a las dieze de la noche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hij heeft yoga gedaan

A

He hecho yoga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Heb je ooit spaans gestudeerd?

A

Alguna vez has estudiado español?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Heb je ooit gereisd naar spanje?

A

Alguna vez has viajado a españa?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ben je ooit in Latijns Amerika geweest

A

Alguna vez has ido a América Latina?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Heb je ooit een Spaanse serie gezien?

A

Alguna vez has visto una serie en español?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Heb je ooit een paella of een burrito gemaakt?

A

Alguna vez has hecho una paella o un burrito?

26
Q

Heb je ooit een Spaans lied gezongen onder de douche?

A

Alguna vez has cantado en la ducha una canción en español?

27
Q

Heb je ooit personen Spaans horen praten in jouw stad?

A

Alguna vez has oido personas que hablan español en tu ciudad?

28
Q

Heb je ooit vrijwilligerswerk gedaan?

A

Alguna vez has hecho trabajo voluntario?

29
Q

Heb je ooit een latino gekust?

A

Alguna vez has besado a persona latina?

30
Q

Welk lied?

A

Cuál canción?

31
Q

Heb je ooit met een peruviaan gewerkt?

A

Alguna vez has trabajado con un peruano?

32
Q

Hoe heet de serie?

A

Cómo se llama la serie?

33
Q

Het rapport

A

el reporte

34
Q

Vergelijk de antwoorden

A

Compara las respuestas

35
Q

Het merendeel van de mannen

A

La mayoría de los hombres

36
Q

Het merendeel van de vrouwen

A

La mayoría de las mujeres

37
Q

Meer dan 50%

A

mas del cincuenta por ciento

38
Q

Minder dan 50%

A

menos del cincuenta por ciento

39
Q

Niemand of bijna niemand

A

Nadie o casi nadie

40
Q

Nederlands

A

holandés (a)

41
Q

Spaans

A

español (a)

42
Q

Argentijns

A

argentino (a)

43
Q

Boliviaans

A

boliviano (a)

44
Q

Braziliaans

A

brasileño (a)

45
Q

Chileens

A

chileno (a)

46
Q

Columbiaans

A

columbiano (a)

47
Q

Costa Ricaans

A

costarricense

48
Q

Cubaans

A

cubano (a)

49
Q

Dominicaans

A

dominicano (a)

50
Q

Ecuadoriaans

A

ecuatoriano (a)

51
Q

Guatemaliaans

A

guatemalteco (a)

52
Q

Honduriaans

A

hondureño (a)

53
Q

Mexicaans

A

mexicano (a)

54
Q

Nicaraguaans

A

nicaragüense

55
Q

Panamaans

A

panameño (a)

56
Q

Paraguaans

A

paraguayo (a)

57
Q

Peruviaans

A

peruano (a)

58
Q

Portoricaans

A

Puertorriqueño (a)

59
Q

Salvadoriaans

A

Salvadoreño (a)

60
Q

Uruguaans

A

Uruguayo (a)