Estudiar para el examen Flashcards
Hij heeft een belangrijke reunie gehad
Ha tenido una reunión muy importante
Hij is naar werk gegaan
Ha ido al trabajo
Hij heeft een andere koffie genomen
Ha tomado otro café
Hij heeft naar muziek geluisterd in de auto
Ha escuchado música en el carro
Hij heeft Yolanda gezien
Ha visto a Yolanda
Hij is een beetje gestresst geweest
Ha estado un poco estresado
Hij heeft een douch genomen
Ha tomado una ducha
Hij heeft een koffie gedronken
Ha bebido un café
Hij heeft zijn vader gebeld
Ha llamado a su padre
Zijn alarm heeft geklonken om zeven uur ‘s ochtends
Su alarma ha sonado a las siete de la manana
Hij is vertrokken van werk om 5 uur ‘s middags
Ha salido del trabajo a las cinco de la tarde
Hij heeft een sap gekocht in de supermarkt
Ha comprado un jugo en el supermercado
Hij heeft ontbeten met een collega
Ha desayunado con un colega
Hij heeft een bericht gestuurd naar Yolanda
Ha enviado un mensaje a Yolanda
Hij heeft gereden naar het huis van Yolanda
Ha conducido a la casa de Yolanda
Hij heeft in de file gestaan
Ha estado en un atasco
Hij heeft een film gekeken met Yolanda
Ha visto una película con Yolanda
Hij heeft avond gegeten met Yolanda in een restaurant
Ha cenado con Yolanda en un restaurante
Hij is teruggekeerd naar huis om 10 uur ‘s avonds
Ha vuelto a casa a las dieze de la noche
Hij heeft yoga gedaan
He hecho yoga
Heb je ooit spaans gestudeerd?
Alguna vez has estudiado español?
Heb je ooit gereisd naar spanje?
Alguna vez has viajado a españa?
Ben je ooit in Latijns Amerika geweest
Alguna vez has ido a América Latina?
Heb je ooit een Spaanse serie gezien?
Alguna vez has visto una serie en español?