turbulaire reabsorptie en secretie Flashcards
excretie
= filtratie- reabsorptie + secretie
reabsorptie
selectieve terugname uit het filtraat van nuttige stoffen zoals: glucose, aminozuren, Pi, bicarbonaat, zout en water
uit filtraat naar interstitiele vloeistof
secretie
selectief afgeven van organische verbindingen, afvalstoffen en geneesmiddelen aan voorurine
van interstitiele vloeistof naar glomerulair filtraat
organische verbingen worden niet goed gefiltreerd omdat ze niet goed oplosbaar zijn en gebonden zijn aan eiwitten
in 2e deel proximale tubulus zij minder specifieke carriers aanwezig die de organische verbindingen over de tubulus wand naar urine kunnen transporteren
paracellulair transport
transport door 2 membranen tussen de tight junctions door = niet selectief
transcellulair transport
door 2 membranen heen basolateraal en apicaal= selectief transport
peritubulaire capillaire netwerk
2e capillaire netwerk
voorziet de proximale tubulaire cellen van bloed voorzien
veel bloed nodig, want meeste reabsorptie vindt in proximale tubulus plaats
via 2e capillaire netwerk kan vocht afgevoerd worden, want oncotische druk is daar hoog
vocht gaat uit filtraat naar 2e capillaire netwerk
0,5-2/3 van vocht wordt eruit gehaald op niveau proximale tubulus
in proximale tubulus ook reabsorptie van deeltjes, dit trekt osmotisch vocht met zich mee
reabsorptie van glucose
Na/K pomp in de basolaterale zijde zorgt voor aan lage concentratie van Na in de cel=primair actief
K wat ophoopt in de cel, wordt via een kanaal aan basolaterale zijde weer afgevoerd
Na diffundeert daardoor aan de apicale zijde de cel in door een na/glucose symporter (SGT2 en SGT1) en neemt glucose mee(secundair actief)
GLUT1 en 2= glucose transporter daardoor diffundeert glucose door naar interstitium= passief
H2O gaat door aquepores tussen de cellen door naar interstitium gedreven door osmose
verschil tussen SGT1 en SGT2
SGT1: glucose gekoppeld aan 2 Na
zit in rechte deel van proximale tubulus en doet laatste 10% van reabsorptie
Omdat er meer energie in zit, kan je laatste restjes uit het filtraat halen
SGT2: glucose gekoppeld aan 1 Na
zit vooral in eerste gedeelte van proximale tubulus–> 90% van reabsorptie van glucose
is energiezuinig en zorgt voor bulkreabsorptie
3 pompen voor transcellulair transport (van bv glucose)
Na/K pomp of Na/K-ATPase= primair actief, electrogeen, basolateraal
Na/glucose symporter(SGLT)= secundair actief, elektrogeen, apicaal
Glucose carrier(GLUT)= passief, basolateraal
filtratie en reabsorptie van glucose
Eerst is reabsorptie en filtratie van glucose gelijk aan elkaar, hier zit een max aan–> als je meer glucose aanbied dan er gereabsorbeerd kan worden, dan excretie van glucose in urine
Tm- theoretische drempel=16 mM
in werkelijkheid ligt drempel bij 11mM = splay
Oorzaak van splay
door variabiliteit tussen verschillende nefronen
sommige nefronen zullen eerder al eerder glucose excretie doen, waardoor de drempel lager is
verschil is er doordat ze niet allemaal evenveel transporters hebben
nefron met laagste GFR bepaald drempel
Waarom zit er bij type 2 diabetes glucose in urine
er is meer filtratie, dan reabsorptie want de plasma concentratie glucose is veel hoger bij diabetes
reabsorptie van bicarbonaat
Na/K pomp aan basolaterale zijde zorgt voor verlaagde Na concentratie tov filtraat
aan apicale zijde wordt door de Na/H exchanger H+ naar filtraat en Na in cel gepompt
Filtraat wordt door H+ aangezuurd en hiermee kan hco3 met behulp van koolzuuranhydrase omgezet worden in CO2 en H2O.
CO2 diffundeert de cel in, in cel wordt het weer omgezet in HCO3 en H+
H+ wordt weer naar buiten gepompt door Na/H exanger
En aan basolaterale zijde wordt door Na/HCO3 cotransporter (symport) 3HCO- en 1 Na naar het interstitium getransporteerd
netto scheiden we dus weinig zuur uit
veranderingen in samenstelling van de tubulusvloeistof langs proximale tubulus
in proximale tubulus verandert osmolariteit niet, want overal zitten aquapores die water het zout laten volgen
Vooral Na houdt osmolariteit constant
eiwit reabsorptie
99% wordt afgebroken tot aminozuur en daarna gereabsorbeerd
1% gaat naar urine
extracellulair partiele afbraak= er zitten proteases in filtraat, die worden uitgescheiden door proximale tubulus cellen, eiwitten worden geknipt tot aminozuren
sommige eiwitten worden opgenomen door endocytose van cel en daar door lysosomen afgebroken tot aminozuren–> afgeven aan interstitium
filtratie en excretie van eiwitten
filtratie: 180 L/dag x 20 mg/L = 3,6 g/dag
excretie= =/- 0,03 g/dag
3 oorzaken proteinurie
proteinurie= teveel eiwit in urine >0,3 g/dag
Tubulair;
excretie < 2 g/dag
laagMW eiwitten, filter is nog intact
Overloop: aanbod van eiwitten is te groot er wordt veel gefiltreerd, maar reabsorptie capaciteit wordt overschreden. Excretie <2g/dag en filter is nog intact dus alleen laagMW eiwitten
Glomerulair: excretie >3,5 g/dag
filter is kapot dus hoogMW eiwitten
abnormale excretie van metabolieten
verhoogde plasmaspiegels (bv bij diabetes, te veel glucose)
verhoogd SN GFR (single nefron)
genetische afwijkingen in transporteiwitten
Fanconi’s syndroom: slechte reabsorptie: mito functie is slecht(dus reabsorptie kan slecht plaatsvinden) of slechte Na/K pomp–> veel metaboliten in urine
tubulaire secretie en 2 routes
organische verbindingen worden niet door glomerulus gefiltreerd omdat ze gebonden zitten aan eiwitten (albumine), via secretie worden ze aan voorurine toegevoegd in de laat proximale tubulus
2 routes:
secretiepad voor organische anionen (AO-)= galzouten,prostaglandines, uraat, diuretica, penicilline
secretiepad voor organische cationen (AO+)= adrenaline, acetylcholine, serotinine, morfine, chlorpromazine en cimetidine
secretie van organische verbindingen
in laat proximale deel van tubulus= S3
je hebt een beperkt aantal organische anion(OAT) en cation (OCT) transporters
daardoor is er competitie tussen de OA-‘s onderling en de OC+’s onderling
aantal is beperkt, maar ook aantal verschillende transporters, dus verschillende stoffen moeten samen met 1 transporter doen
dit kan de biologische werkzaamheid van geneesmiddelen verhogen(want langer in bloed)
maar kan ook voor geneesmiddelentoxiciteit zorgen
ook kan je hiermee dopinggebruik maskeren
secretie van organische verbindingen werking
secretie van een anion en kation zijn beide gekoppeld aan Na
Na/K pomp pompt Na cel uit
transporter aan basolaterale zijde pompt 3 Na in cel en a-ketoglutaraat in cel
a-ketoglutaraat wordt door andere transporter geruild met OA-/OC+
die wordt aan apicale zijde eruit gelaten (energie van anion)
wat is relatie tussen plasma concentratie en excretie van organisch cation
bij lage concentraties krijg je gelijk secretie, bij hogere concentraties is er competitie omdat er te weinig transporters zijn, dus hoopt kation op in lichaam
het kan dan nog alleen maar worden gefiltreerd maar dit gaat langzaam