Regulatie renale bloeddoorstroom en glomerulaire filtratie Flashcards
Pgc
glomulaire capilair hydrostatische druk(veroorzaakt door bloeddruk)
pi bs
oncotische druk in ruimte van bowman(aanzuigende kracht van eiwitten in de bloedbaan)
Pbs
hydrostatische druk in ruitme van bowman(veroorzaakt door bloeddruk)
pi gs
glomulaire capilair oncotische druk (aanzuigende kracht van eiwitten in de bloedbaan)
glomulaire filtratie
De hydrostatische druk in de ruimte van Bowman is lager dan hydrostatische druk in capillaire–> filtratie
De meeste grote eiwitten blijven achter in bloed, daar wordt oncotische druk hoog–> water wordt weer naar binnen gezogen
drukverloop in gewone capilairen
In arteriole is hydrostatische druk hoog en colloid osmotischr druk laag–> filtratie van voedingsstoffen naar interstitiele/extracellulaire vloeistof
eiwit concentratie neemt daardoor erg toe in het capillair en hydrostatische druk neemt af naarmate capillair dichter bij venule komt–> op een gegeven moment reabsorptie van afvalstoffen
drukverloop in glomerulaire circulatie
begin van filtratie is het gevolg van de hydrostatische druk
maar hier is geen druk verval, want 2x een arteriole
hydrostatische druk blijft hoog–> veel meer filtratie dan in normale capillairen
netto is er altijd filtratie
efferenten en afferenten arteriolen
afferent: aanvoerend
efferent: afvoerend
vaatweerstand kan geregeld worden
als je afferent vasodila: meer deeltjes in filtratie
en efferent vasodila: minder druk in glomerulus
afferente vasoconstrictie
renale plasma flow (RPF)en de hydrostatische druk (Pgc) nemen af–> verminderde GFR
efferente vasoconstrictie
hydrostatische druk(Pgc) neemt toe, renale plasma flow neemt af(RPF)–> eerst neemt GFR toe, doordat de druk toeneemt, op een gegeven moment wordt de flow minder, want de glomerulus zit meximaal flow, vanaf dat moment neemt de GFR af
glomerulaire filtratie barriere
gevormd door basaammembraan met aan de ene kant endotheel cellen met fenestae waardoor filtratie kan plaatsvinden en aan de andere kant podocyten(epitheelcellen) , waar filtratie slit zit, hier vindt meeste selectie plaats
weg die opgeloste stoffen afleggen= endotheel-basaalmembraan-parietale epitheelcel-viscerale epitheelel=podocyt
filtratie slit
tussen 2 verschillende voetjes van een podocyt zit raster van eiwitten
eiwitten komen om en om van de andere podocyt
eiwitten=nefrine
vormen zeef waar eiwitten niet doorheen kunnen
glycocalyx
zitten op de endotheel laag
zijn plukken met proteoglycanen(eiwitten met suikers) die negatief geladen zijn
albumine= ook enorm neg gelaten dus wordt afgestoten
= ladings-selectiviteit
Van welke 2 factoren hangt het af of eiwit/deeltje gefiltreerd wordt
ladings-selectiviteit= hoe negatiever geladen, hoe moeilijker gefiltreerd
grootte-selectiviteit: hoe groter deeltje, hoe moeilijker filtratie
klaring
hoeveelheid plasma die in een gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof
in ml/min
als een stof alleen wordt gefiltreerd(dus niet gereapsorpeerd en scecerneerd(secretie) dan is klaring gelijk aan GFR
in praktijk wordt creatinine klaring gebruikt, tocht is er een klein beetje secretie, maar aannemen dat klaring gelijk is aan GFR