Natrium balans Flashcards

1
Q

Natriumbalans

A

ongeveer evenveel uitgescheiden in urine dan opgenomen via dieet(120 mmol/dag)

Na zit vooral in extracellulair volume, wordt geabsorbeerd uit darmen

klein deel uitzweten en via poep

verreweg grootste deel wordt gefiltreerd door nier en daarna gereabsorbeerd

urine=100 mmol/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

westerse dieet

A

vroeger aten we heel veel kalium en heel weinig natrium

nu precies andersom

nieren kunnen heel goed Na sparen, kalium minder goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zout en hoge bloeddruk

A

Hoe meer Na in urine(door zout dieet), hoe hoger de bloeddruk

6g zout wordt per dag geadviseerd

leidt vooral tot cardiovascualire ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verband zout inname en bloeddruk bij mensen die hele erge BP stijging hebben (5)

A

normaal hoe meer zout je eet, bloeddruk beetje omhoog om meer natrium uit te scheiden

als bloeddruk heel erg stijgt heeft dat een aantal oorzaken

factoren zijn:
zouthonger: trek in zout
zoutreabsorptie in nieren(grootste factor
zoutsmaak: als je minder goed proeft, neem je meer zout in
microbioom: reageert op hoeveelheid zout in dieet–> draagt bij aan hoge BP
zoutopslag onder huid: evolutionair handig, nu onnodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

natrium reabsorptie waar en hoeveel

A
proximale tubulus: 65-75%
opstijgende deel lis van henle:   15-20%
distale tubulus: 5%
verzamelbuis: 5-7%
ongeveer 5% urine

in verzamelbuis kwalitatief belangrijk, want kan gereguleerd worden door hormonale processen, vindt alleen plaats wanneer het nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

glomerulo-tubulaire balans

A

interactie tussen filter en nierbuisjes

de fractie van het filtraat dat gereabsorbeerd wordt blijft constant

dus toename GFR= proportionele toename in reabsorptie

GT balans voorkomt Na+ verlies bij stijging in GFR en handhaaft tubulaire flow bij daling in GFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tubuloglomerulaire feedback

A

negatieve feedback loop van macula densa naar glomerulus om GFR te reguleren
zorgt via adenosine voor vasoconstrictie van afferente arteriole

stabiliseert zo het water- en zoutaanbod aan het distale nefton (zodat dit reguleerbaar is)
in distale nefron=verzamelbuis–> daar moet Na aanbod stabiel zijn, want daar wordt Na gereguleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Juxtaglomerulaire apparaat

A

zit macula densa= gespecialiseerde cellen die de concentratie van chloor meten

kan bij te weinig, zorgen voor afgifte renine en geeft ook directe terugkoppeling naar efferente arteriole–> zo kan GFR aangepast worden

als daling GFR–> minder Na reabsorptie, en ook minder cl–> toename renine–> vasoconstrictie efferente arteriole–> GFR hersteld –> toename proximale en distrale Na reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RAAS systeem

A

angiotensinogeen (uit lever) zet renine (uit bijnier) om in Ang 1

ACE (uit longen) zet om in Ang 2 –> zorgt voor vasoconstrictie

ang 2 kan worden omgezet in aldosteron–> leidt tot Na reabsroptie (in verzamelbuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

proximale tubulus

A

Na gereabsorbeerd via transcellulair transport via transporteiwitten

hier NHE3 (Na/H+) exchanger aan apicale ijde

Cl gaat paracellulair tussen cellen door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lis van henle

A

countercurrent mechanisme
paracellulair Ca en Mg transport

NKCC2: transporter voor Na, CL en K vanaf apicaal de cel in

ROMK: K kanaal aan apicale zijde–> K naar urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Distale convoluut(tubulus)

A

belangrijk> TGF-onafhankelijk Na-transport, transcullulair Ca en Mg transport

NCC: natrium co transporter–> Cl en Na de cel in aan apicale zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verzamelbuis

A

belangrijk–> koppeling Na reabsorptie, K secretie, aldosteron antagonister

ENax: Na kanaal Na naar binnen aan apicale zijde

ROMK: K kanaal K naar buiten apicale zijde

aldosteron antagonisten werken hier ook op in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

werking diuretica

A

=natriuretica, Na reabsorptie zo veel mogelijk beperken, zo wordt indirect de waterreabsorptie geremd

in loop van tijd wordt diuretica minder effectief
mensen moeten ook altijd Na dieet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

indicaties diuretica

A

Hypertensie

oedeem bij hartfalen, levercirrose(want ook oedeem) nierinsufficientie( daardoor meer extracellulair volume) nefrotisch syndroom(aandoening glomerulus–> oedeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

soorten diuretica

A

Osmotische diuretica/koolzuuranhydraseremmes/Acetazolamide= grijpen in op biarbonaat co-transport in proximale tubulus–> minder Na gereabsorbeerd–> meer voht uitscheiden

Lis-diuretica: remmers NKCC2 (lis van henle)–> geen Na reabsorptie. + extra krachtig want zorgt ook dat Ca en Mg niet meer heropgenomen tussen cellen door –> minder osmotische gradient

Thiazidediuretica: remmer NCC (distale tubulus), indirect effect op Ca en Mg balans

Amildoride: remt ENAc (verzamelbuis) dus minder Na reabsorptie
Na is elektrochemisch aan K, dus K gaat niet meer naar buiten
dit is dus K sparende diuretica –> intracellulair K verhoogd

17
Q

Diuretica resistentie oorzaken

A
  • diureticum bereikt tubulus niet –> bv bij nefrotisch syndroom –> oedeem in darmwand, diureticum wordt niet goed opgenomen
  • tubulus reageert niet op diureticum door:

activatie RAAS
nefronmodellering: deel van nier waar diureticum niet op inwerkt gaat harder werken–> hypertrofie en enorme toenamen Na reabsorptie
Nierinsuffiecientie

18
Q

Diuretica resistentie oplossingen

A

zoutbepering: diuretica werkt beperkt aantal uur, als je daarin veel zout eet alsnog geen effect

2e diureticum: zo proces nefronremodellering stoppen

intraveneuze toediening