suetonius woordenschat Flashcards
1
Q
proclamare
A
luid roepen
2
Q
praedicere
A
voorspellen
3
Q
osculari
A
kussen
4
Q
reconciliare
A
herstellen
5
Q
inimicum
A
vijand
6
Q
discordia
A
jaloezie, haat
7
Q
societas
A
samenleving, verbond
8
Q
displicere
A
niet tevreden zijn met
9
Q
arbitrium
A
het oordeel
10
Q
administrare
A
besturen
11
Q
urbanus
A
van de stad, stedelijk
12
Q
iocus
A
grap
13
Q
testari
A
getuigen, bewijzen
14
Q
signare
A
markeren, van zegel voorzien
15
Q
praeponere
A
+dat. aan het hoofd stellen van