RC4 Flashcards
unus
una, unum
één, enig
tres
tres, tria
drie
primus
prima, primum
eerste, het eerste van
decem
tien
duo
duae, duo
twee
quattor
vier
centum
honderd
secundus
secunda, secundum
tweede, gunstig
mille
duizend
contra
+ACC
tegenover
a of ab
+ABL van, door
pro
+ABL
voor, in plaats van
super
+ACC.
boven
inter
+ACC.
tussen, tijdens
per
+ACC.
door, gedurende
ob
+ACC.
tegenover, wegens
sub +acc
+ACC.
tot onder, omstreeks
sub +abl
+ABL
onder, omstreeks
e of ex
+ABL
uit, vanaf
ad
+ACC.
naar, tot bij
in +acc
+ACC.
naar, tegen
in+ abl
+ABL
in, op
ante
+ACC.
voor
sine
+ABL
zonder
cum
+ABL
met
praeter
voorbij, behalve
circum
+ACC.
rondom
post
+ACC.
achter, na
apud
+ACC.
bij
propter
+ACC.
wegens
intra
+ACC.
binnen
de
+ABL
van, over
trans
+ACC.
over
cur
waarom
procul
ver, van ver
nunc
nu
tamen
toch
hic
hier
mox
weldra
ne … quidem
zelfs niet
simul
tegelijk
item
op dezelfde manier, ook
sic
zo
haud
helemaal niet
interea
intussen
statim
dadelijk
magis
meer
multo of multum
veel
quo
waarheen
praeterea
bovendien
post(ea)
later
vix
nauwlijks
quippe
immers
hinc
van hier
saepe
dikwijls
tam
zo, zozeer
ubi
waar, (daar) waar
nondum
nog niet
paulo of paulum
een beetje
longe
ver, veruit
deinde
daarna
quoque
ook
quantum
hoeveel, (zoveel) als
bene
goed
paene
bijna
iam
al, dadelijk
semper
altijd
ante(a)
vroeger
primo, primum
eerst, voor het eerst
huc
hierheen
quam
hoe, (zo) als
nuper
onlangs
tandem
eindelijk, uiteindelijk
unidique
van overal, aan alle kanten
prope
dichtbij
itaque
daarom, en zo
unde
vanwaar, (vandaar)… vanwaar
posterius
later