RC 8 voegwoorden (n&o) Flashcards
priusquam
onderschikkend
voordat
quoniam
onderschikkend
aangezien
quin
onderschikkend
dat, dat niet
quasi
onderschikkend
alsof
aut
nevenschikkend
of
at
nevenschikkend
maar
vero
nevenschikkend
inderdaad, maar
si
onderschikkend
als
autem
nevenschikkend
maar, echter
verum
nevenschikkend
maar
sed
nevenschikkend
maar
postquam
onderschikkend
nadat
nec(que)
nevenschikkend
en niet, ook niet
quod
onderschikkend
omdat
dum
onderschikkend
terwijl, zolang als, totdat
nisi
onderschikkend
als niet, tenzij
nam
nevenschikkend
want
enim
nevenschikkend
want
quamquam
onderschikkend
hoewel
ut+ind
onderschikkend
zoals, toen, wanneer
ut+conj
dat, (om) te, opdat, zodat
et
nevenschikkend
en, ook
igitur
nevenschikkend
dus
-que
nevenschikkend
en
ergo
nevenschikkend
dus
ubi
onderschikkend
toen, wanneer
cum+ind
onderschikkend
toen, wanneer
cum+conj
onderschikkend
toen, omdat, hoewel
ac
nevenschikkend
en
atque
nevenschikkend
en
tamquam
onderschikkend
zoals, alsof, als het ware
quia
onderschikkend
omdat
ne
onderschikkend
dat niet, (om) niet te, dat, opdat niet
quamvis
onderschikkend
hoewel, hoe … ook
sive
onderschikkend
hetzij, of als
seu
onderschikkend
hetzij, of als
velut
onderschikkend
zoals
an
vraagpartikels
of
-ne
vraagpartikels
(wordt niet vertaald), of
non
ontkenning
niet