RC9 ww Flashcards
1
Q
collocare
A
-o
plaatsen, opstellen
2
Q
mori
A
-ior
mortuus sum
sterven
3
Q
convertere
A
-o
converti, conversum
omkeren, veranderen in
4
Q
referre
A
-fero
rettuli, relatum
terugbrengen, rapporteren
5
Q
invenire
A
-io
inveni, inventum
vinden, ontdekken
6
Q
nolle, nolo
A
nolui,-
niet willen
7
Q
quaerere
A
-o
quaesivi, quaesitum
zoeken, vragen
8
Q
perferre
A
-fero
pertuli, perlatum
overbrengen, verdragen
9
Q
contingere+
A
+DAT
-it
contigit, contactum
het overkomt (iemand)
10
Q
componere
A
-o
composui, compositum
samenplaatsen, opstellen
11
Q
nuntiare
A
-o
melden
12
Q
manere
A
-eo
mansi, mansum
blijven
13
Q
concedere
A
-o
concessi, concessum
wijken, toegeven, toestaan
14
Q
ponere
A
-o
posui, positum
plaatsen, neerleggen
15
Q
obtinere
A
-eo
obtinui, obtentum
behouden, verkrijgen, bezitten