RC3 ww Flashcards
1
Q
imperare
A
-o
bevelen, opeisen
2
Q
hortari
A
-or
aansporen
3
Q
capere
A
-io
cepi, captum
nemen, krijgen
4
Q
nasci
A
-or
natus sum
geboren worden
5
Q
dare
A
-o
dedi, datum
geven
6
Q
patere
A
-eo
openstaan, duidelijk zijn
7
Q
mandare
A
-o
toevertrouwen, opdragen
8
Q
respondere
A
-eo
respondi, responsum
antwoorden
9
Q
praeesse
A
-sum
+DAT
praefui, -
aan het hoofd staan van
10
Q
legere
A
-o
legi, lectum
lezen, kiezen, verzamelen
11
Q
poscere
A
-o
poposci, -
eisen
12
Q
polliceri
A
-eor
beloven
13
Q
gerere
A
-o
gessi, gestum
dragen, voeren
14
Q
afficere
A
-io
affeci, affectum
treffen
15
Q
auferre
A
-fero
abstuli, ablatum
wegnemen