onderschikkende woorden 21-39 Flashcards
quis
+conj**
(O/V vragend) of vragende hoofdzin
wie(zelfstandig
quod
+ind
BWB reden
omdat
qui, qaue, quod +ind
BVB
die, dat
qui, quae, quod +conj
BVB
die, dat+ moeten(doel
+ om te (doel)
+ die, dat (gevolg)
qui, quae, quod +conj**
(O/V vragend) of vragende hoofdzin
welke (bijvoeglijk)
quoniam
+ind
BWB reden
aangezien
si
+ind/+conj*
BWB voorwaarde
als
sin
+ind/+conj*
nevenschikkend bij andere BWB voorwaarde
maar als
sive
+ind/+conj*
nevenschikkend bij andere BWB voorwaarde
hetzij, of indien
sicut
+ind
BWB vergelijking
zoals
tamquam
+conj*
BWB vergelijking
zoals, alsof
ubi +ind
BWB tijd
toen, wanneer
ubi +conj**
(O/V vragend) of vragende hoofdzin
waar
ubi primum
+ind
BWB tijd
zodra
ut +ind
BWB vergelijking :zoals
BWB tijd :toen, wanneer