RC3 zn Flashcards

1
Q

sedes

A

sedis v.
de zitplaats, de verblijfplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gens

A

gentis v
het geslacht, de volksstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

consilium

A

consilii
het overleg, de raad, het plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fatum

A

fati
het lot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

iniuria

A

inuriae
het onrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dulcis

A

dulcis, dulce, dulcis
zoet, lief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

alter

A

altera, alterum, alterius
de ander(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dux

A

ducis m
de leider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pugna

A

pugnae
het gevecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alius

A

alia, aliud, alterius
een ander(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vacuus

A

+ABL
vacua, vacuum
leeg, vrij van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

invidia

A

invidiae
de jaloezie, de haat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

decus

A

decoris o
de eer, het sieraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

servus

A

servi
de slaaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

via

A

viae
de weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

barbarus

A

barbara, barbarum
vreemd, onbeschaafd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

preces

A

precum v mv
de smeekbeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

opus

A

operis o
het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

pax

A

pacis v
de vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

communis

A

+DAT
communis, commune, communis
gemeenschappelijk aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

nonnulli

A

nonnullae, nonnula
enkele

22
Q

par

A

+DAT
par, par, paris
gelijk aan, opgewassen tegen

23
Q

ingens

A

ingens, ingens, ingentis
reusachtig

24
Q

victor

A

victoris m
de overwinnaar

25
iustus
iusta, iustum rechtvaardig
26
fortuna
fortunae het lot, de toestand
27
imperium
imperii de heerschappij, het opperbevel, het rijk
28
socius
socii de bongenoot, de deelgenoot
29
terra
terrae de aarde, het land
30
vetus
vetus, vetus, veteris oud
31
moenia
moenium o mv de stadsmuren
32
summa
summae het hoofdzaak, het geheel
33
annus
anni het jaar
34
insignis
insignis, insigne, insignis opvallend
35
sacer
sacra, sacrum heilig, gewijd
36
novus
nova, novum nieuw
37
arma
armorum de wapens
38
cuncti
cunctae, cuncta alle
39
natura
naturae de natuur, de aard
40
pectus
pectoris o de borst, het hart, het verstand
41
frumentum
frumenti het graan
42
consuestudo
consuetudinis v de gewoonte
43
plebs
plebis v de blebejers, het volk
44
genus
generis o de afkomst, de soort
45
vallum
valli de wal
46
caput
capitis o het hoofd, het hoofdstuk
47
collis
collis m de heuevel
48
talis
talis, tale, talis zodanig
49
iudex
iudicis m de rechter
50
telum
teli het aanvalswapen, het projectiel
51
validus
valida, validum krachtig