ovidius reeks 1 Flashcards
1
Q
adligare
A
-o
verbinden
2
Q
aer
A
(Grieks woord)
lucht
3
Q
aura
A
-ae
wind, bries
4
Q
avena
A
-ae
rietstengel
5
Q
avis
A
avis, v.
vogel
6
Q
brevis
A
~, breve, brevis
kort
7
Q
captare
A
-o
(heel de tijd) vangen
8
Q
cera
A
-ae
(bijen)was
9
Q
clivus
A
-i
helling
10
Q
Creta
A
(Grieks woord)
Kreta
11
Q
crescere
A
-o
crevi, cretum
groeien
12
Q
curvamen
A
curvaminis, o.
welving, plooi
13
Q
dimittere
A
-o
laten gaan, laten zakken
14
Q
dispar
A
~~, -is
ongelijk
15
Q
exilium
A
-i
ballingschap
16
Q
fistula
A
-ae
de herdersfluit
17
Q
flavus
A
-a, -um
goudgeel
18
Q
flectere
A
-eo
buigen
19
Q
gemini
A
-ae, a
dubbel, 2-voudig
20
Q
ignarus
A
-a, -um
onwetend
21
Q
ignotus
A
-a, -um
onbekend
22
Q
illac
A
daarheen
23
Q
imus
A
-a, -um
het diepste, het uiteinde, de onderkant