ovidius reeks 2 nrs. 1-40 Flashcards
1
Q
accommodare
A
accomodo
aanpassen
2
Q
aer
A
lucht
3
Q
adurere
A
aduro, adussi, adustum
verschroeien
4
Q
ala
A
alae
vleugel
5
Q
aether
A
lucht(laag)
6
Q
aliquis
A
alicuius
iemand
7
Q
arator
A
aratoris m.
ploeger
8
Q
aura
A
aurae
bries, windje
9
Q
baculus
A
baculi
stok, staf
10
Q
Boötes
A
Boötis
Ossenhoeder (sterrenbeeld)
11
Q
caeruleus
A
-a, -um
diepblauw, hemelsblauw
12
Q
Calymne
A
Calymne(Grieks eiland in de Egeïsche zee)
13
Q
captare
A
-o
(herhaaldelijk) vangen
14
Q
carere
A
-eo
missen, gebrek hebben aan
15
Q
celsus
A
-a, -um
hoog, verheven
16
Q
condere
A
-o
condidi, conditum
opbergen, stichten