Plinius VI 16 vocabularium Flashcards
abicere
-io
abieci, abiectum
naar beneden gooien, neerleggen
acccedere
-o
accessi, accessum
naderen
accumbere
-o
accubui, accubitum
liggen, gaan liggen
adeo
zozeer
adhuc
tot nu
adicere
-io
adieci, adiectum
toevoegen
admittere
-o
admisi, admissum
toestaan
adversus+?
+acc
tegen
adversus
-a, -um
tegengesteld, ongunstig
aeque
even, eveneens
aestuare
-o
ontstoken zijn, branden
alibi
ergens anders
alius
-a, -um
een andere
amburere
-o
ambussi, ambustum
uitbranden, verbranden
amplitudo
amplitudinis V.
grote omvang, uitgestrektheid
an
(vraagpartikel)
of
angustus
-a, -um
nauw, smal
anima
-ae V.
lucht, adem, ziel, leven
apparere
-eo
apparui, apparitum
verschijnen, blijken
appropinquare+
+DAT
-o
naderen
aptare
-o
klaarmaken, in gereedheid brengen
ardere
-eo
arsi, arsum
in brand staan, branden
area
-ae V.
ruimte in de open lucht, binnenplaats
ascendere
-o
ascendi, ascensum
beklimmen