opdracht 3 woorden uit examen Flashcards
1
Q
afzien van
A
geen gebruik maken van
2
Q
begenadigd
A
getalenteerd; begaafd
3
Q
clientèle
A
klantenkring
4
Q
deportatie
A
verbanning; uitzetting
5
Q
erudiet
A
in bezit van veel kennis en kritische zin
6
Q
gepeupel
A
gewone volk; plebs
7
Q
hang
A
neiging; verlangen
8
Q
innovatie
A
vernieuwing
9
Q
numeriek
A
in getallen uitgedrukt
10
Q
omzichtig
A
behoedzaam
11
Q
onderschrijven
A
erkennen; goedvinden
12
Q
probaat
A
beproefd; deugdelijk; goed
13
Q
ultieme
A
allerlaatste; uiterste
14
Q
verlokken
A
verleiden; overhalen
15
Q
welhaast
A
binnenkort; spoedig; bijna