§4 opdracht 14 woorden rondom Europa Flashcards

1
Q

coalitie

A

politieke partijen of landen die samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

conform

A

in overeenstemming met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

constitutioneel

A

grondwettelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de Koude Oorlog

A

periode tussen 1945 en 1990 met scherpe politieke tegenstellingen tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de politieke arena

A

centrum van politieke strijd, zoals de Tweede Kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

electoraat

A

kiezers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inflatie

A

geldontwaarding; vermindering van de waarde van het geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

magistratuur

A

rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

marxistisch

A

volgens de theorie van het revolutionaire socialisme dat onder andere de productiemiddelen toedeelt aan de arbeiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

polemiek

A

heftige woordenstrijd; vaak via het geschreven woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

politisering

A

een kwestie tot onderwerp maken in de politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

provoceren

A

aanleiding geven tot; uitdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

toezeggingen

A

beloften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verordonneren

A

bevelen; voorschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly