opdracht 15 woorden uit examen Flashcards
1
Q
jurisprudentie
A
eerdere uitspraken over een juridische kwestie
2
Q
oratie
A
toespraak; redevoering
3
Q
patstelling
A
situatie waarbij twee partijen geen mogelijkheid meer zien tot een oplossing; impasse
4
Q
potentieel
A
beschikbaar vermogen
5
Q
repressie
A
onderdrukking
6
Q
slinken
A
minder worden
7
Q
stelligheid
A
beslistheid
8
Q
stringent
A
dwingend; bindend
9
Q
tendens
A
neiging; ontwikkeling
10
Q
terdege
A
grondig; intens
11
Q
toereikend
A
voldoende
12
Q
verkwanselen
A
wegdoen zonder op de waarde acht te slaan
13
Q
verworden
A
ontaarden; bederven
14
Q
weldra
A
binnenkort
15
Q
zich committeren aan
A
zich verplichten tot; zich binden aan