opdracht 18 woorden uit examen Flashcards
1
Q
boven alle twijfel verheven
A
volstrekt zeker
2
Q
de barricades op gaan
A
in verzet komen
3
Q
door de beugel kunnen
A
toelaatbaar zijn; ethisch aanvaardbaar zijn
4
Q
een broertje dood hebben aan
A
een hekel hebben aan
5
Q
gepaard gaan met
A
samengaan met
6
Q
het is schering in inslag
A
het gebeurt vaak
7
Q
in diskrediet raken
A
het vertrouwen kwijtraken
8
Q
inbreuk maken op
A
schenden
9
Q
met een korreltje zout nemen
A
niet helemaal serieus nemen
10
Q
op gespannen voet staan met
A
niet in overeenstemming zijn met
11
Q
op hun merites beoordelen
A
op de juiste waarde bekijken
12
Q
ter harte gaan
A
belangrijk vinden; zorg besteden aan
13
Q
voor het voetlicht brengen
A
aandacht vestigen op
14
Q
voor lief nemen
A
genoegen nemen met; (iets vervelends) accepteren
15
Q
zijn hele hebben en houden
A
al zijn bezittingen
