Nierfunctievervangende therapie Flashcards

1
Q

Wat is het principe van nierdialyse?

A

Er gebeurt een uitwisseling tussen bloed en dialysaat met hiertussen een semipermeabel membraan;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Principes van hemodialyse?

A
  • Klaring = verwijdering van afvalstoffen via diffusie.

* Ultrafiltratie = de verwijdering van vocht uit lichaam door middel van een bloedpomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Principe van peritoneale dialyse?

A
  • Klaring = verwijdering van afvalstoffen via diffusie.

* Ultrafiltratie = de verwijdering van vocht uit lichaam door middel van osmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Complicaties bij hemodialyse?

A
  • Steal syndroom van hand: O2 rijk bloed wordt onttrokken van de hand –> ontstaan van tropische letsels
  • Stenose of thrombus AV fistel: geef heparine ter preventie
  • Door hoog debiet fistel –> high cardiac output –> hartfalen
  • Katheterinfectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tekens van peritonitis bij peritoneale dialyse?

A

o Niet altijd belangrijke buikpijn
o Misselijkheid, braken en koorts
o Vocht: niet meer transparant, maar opaak (door witte bloedcellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke zijn de nierfunctievervangende behandelingen?

A
  • Hemodialyse
  • Peritoneale dialyse
  • Niertransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaraan moet een transplantnier voldoen?

A
  • Zelfde bloedgroep
  • Minimaal 1 overeenkomst op HLA-DR
  • Minimaal 1 overeenkomst op HLA-B

—> in mate van het mogelijke een nog betere overeenkomt proberen te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke types transplantnieren bestaan er?

A

1: Cadavernier (patiënt al overleden)
2: levende donoren = beste kwaliteit, geen ischemie, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe verloopt de kruisproef?

A

Serum ontvanger geïncubeerd met lymfocyten van donor en complement:
 Indien antilichamen aanwezig zijn, kruisproef positief en transplantatie is gecontra-indiceerd
 Negatieve kruisproef –> ingreep mag doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke immunosuppressiva worden gegeven na niertransplantatie?

A

Tri-therapie:

  • Corticosteroïden
  • Mycophenoolzuur
  • Calcineurine inhibitoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is de kans op afstoting van een transplantnier het grootste?

A

In de eerste 3 maanden na de transplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe stelt men de diagnose van een afstoting van de transplantnier?

A

o Biopsie: Infiltratie van interstitium en tubuli door lymfocyten
o Indien de bloedvaten ook betrokken zijn = slechtere prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling van afstoting van transplantnier?

A

o Hoge dosis steroïden
o Vervolgens anti-lymfocytenserum
o Plasmaferese en intraveneuze immunoglobulines bij aanwezigheid anti-HLA antilichamen
o Opdrijven voorafgaande immunosuppressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Acute complicaties van niertransplant?

A

o Acute rejectie
o Acute tubulaire necrose < ischemie (delayed graft function) –>Reperfusie van nier zet stoffen vrij die necrose van de nier kunnen veroorzaken.
o Post-operatieve complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Complicaties op lange termijn na niertransplantatie?

A

o Infecties
o Hervallen oorspronkelijke nierziekte (glomerulonephritis)
o Chronische afstoting: chronische interstitiële fibrose en ontsteking –> CNI
o Neveneffecten op steroïden en immunosuppressiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly