Algemeen Flashcards

1
Q

Op welke 2 manieren gebeurt de filtratie ter hoogte van de glomerulaire filtratie barrière?

A

o Maat van poriën (= selectiviteit op grootte)

o Negatieve lading basaal membraan (= elektrische selectiviteit) (van belang bij albumine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de normale dagelijkse proteïne secretie (en samenstelling) via de nier?

A
  • <150 mg/dag (niet gedetecteerd met normale analysetechnieken)
  • 40% Tamm-Horsfall proteïnen, 40% albumine, 15% Ig en 5% overige.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Tamm-Horsfall proteïne?

A

Proteïne dat geproduceerd wordt door het stijgende gedeelte van de lis van Henle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke zijn de verschillende eGFR catgoriën?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vanaf welke eGFR is nierfunctievervangende therapie nodig?

A

< 6-12 ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op basis van wat wordt de eGFR standaard bepaald?

A

Creatinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan men de nierfunctie nog exacter bepalen?

A

Door middel van exogeen moleculen met enkel renale klaring = inuline, inohexol, Cr-EDTA
–> berekening via urine excretie en dalende concentratie bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer wordt de eGFR best exacte bepaald?

A

 Verminderde nierfunctie op basis van eGFR en creatinine klaring –> Zonder tekenen van nierziekten
 Uremische klachten bij eGFR > 15 ml/min
 Nierdonoren en medische expertise
 Wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het nadeel van het gebruik van eGFR bij ouder personen?

A

–> Serum creatinine blijft constant bij toenemende leeftijd door verminderde nierfunctie + Verminderde spiermasse = normale waarden blijven gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke manieren kan er eiwit verloren gaan in de urine?

A
  • Beschadiging glomerulaire filter: Niet selectieve proteïnurie -> Albumine + Ig
  • Verdwijnen negatieve lading basale membraan: Selectieve proteïnurie -> Albumine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie van proteïnurie?

A

•  250 mg/24h of > 0,2 g/g creatinine (ochtend staal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oorzaken van non-renale proteïnurie?

A

–> Koorts, hartfalen, fysiek inspanning, sepsis, convulsie, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Methoden om proteïnurie te bepalen?

A
  • Dipstick: meet enkel albumine
  • Kwantitatieve meting op midstream (g/g creatinine) of 24u urine (totaal)
  • Elektroforese: bepaling hoeveelheid albumine en Ig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het doel van bepaling microalbuminurie?

A

Opsporen van vroegtijdige nierbeschadiging om tijdige behandeling te starten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Doelpopulatie voor bepaling van microalbuminurie?

A
  • Diabetes
  • Metabool syndroom
  • AHT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef definitie verschillende categorieën voor microalbuminurie (mg/g creatinine)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de betekenis van microalbuminurie?

A
  • Aanduiding glomerulaire aandoening (en sommige tubulointerstitiële aandoening)
  • Risico factor voor ontwikkeling nierinsufficiëntie en CV morbi-mortaliteit
  • Vermindering proteïnurie = betere prognose
18
Q

Kenmerken van tubulaire proteïnurie?

A
  • < 2 g/dag
  • In geval van aandoening proximale tubulus –> Kleine proteïnen die gefilterd worden door glomerulus worden door beschadiging tubulus niet gereabsorbeerd en uitgescheiden via urine.
19
Q

Kenmerken van overflow proteïnurie?

A
  • Hoge concentratie proteïnen in bloed –> Gefilterd door glomerulus –> onvoldoende gereabsorbeerd door tubuli (saturatie) –> proteïnurie
  • Oorzaak: Myeloom, hemolyse, …
20
Q

Wat is orthostatische proteïnurie?

A

Jonge mensen met matige proteïnurie in staande positie of bij inspanning

21
Q

Hoe stelt men de diagnose van orthostatische proteïnurie?

A

Staal urine voor bedtijd en ochtend met opstaan.

22
Q

Wat wordt er bepaald bij urine sediment?

A
  • hematurie (rbc)
  • leukocyturie (wbc)
  • Cylinders (casts)
23
Q

Welk onderscheid maken we bij hematurie?

A

Microscopisch vs. macroscopisch

24
Q

Wat zijn acanthocyten?

A

Vervormde rode bloedcellen door passage door nieren

25
Q

Waarop wijst de aanwezigheid van Acanthocyten?

A

Neurologische problematiek

26
Q

Waarop wijst de aanwezigheid van normaal rbc in de urine?

A

Op urologisch problematiek (geen passage van rbc door nieren)

27
Q

Waarop wijst leukocyturie?

A

Op een ontsteking van de lage en/of hoge urinewegen.

28
Q

Waaruit bestaan cilinders?

A

Conglomeraten van Tamm-horsfall proteïn en soms celfragmenten
= Afdruk van de renale tubulus

29
Q

Waarop wijst de aanwezigheid van cilinders? ?

A

tekens van nieraantasting

30
Q

Welke verschillende soorten cilinders bestaan er?

A
  • Wbc –> inflammatie
  • Rbc –> nefrologische hematurie
  • Overige –> betekenis niet duidelijk
31
Q

Wat is de normale urinaire osmolariteit?

A

50 – 1200 mOsm/Kg (= afhankelijk van de hydratatie)

32
Q

Wat is de normale plasma osmolariteit?

A

280 mOsm/kg

33
Q

Hoe werkt de concentratieproef van urine?

A
  • Patiënt nuchter houden (6-16u) tot wanneer de osmolariteit niet meer stijgt op 3 achtereenvolgende urinestalen.
  • Testresultaten uitlezen:
34
Q

Hoe werkt de dilutieproef?

A
  • Nuchtere patiënt – 1200 ml water drinken (Normaal 80% geëlimineerd binnen 4 uur)
  • Nemen urinestaal op 0, 1, 2 en 3 uur
  • Osmolariteit moet < 80 mOSm/kg = normaal
  • Test kan verfijnen: meten vrij water clearance om het uur (normaal: +)
35
Q

Wat is de normale pH van urine?

A

5-6

36
Q

Waarop wijst een ph < 5,5?

A

o Insuline resistentie: defect in het aanmaken van NH4+

37
Q

waarop wijst een pH > 5,8?

A

o Urine infectie met kiemen die over urease beschikken
o Tubulaire acidose
o Inname overmaat alkali

38
Q

Waarop wijst een glucosurei?

A
o	Hyperglycemie (overflow)
o	Proximale tubulaire afwijking
39
Q

is er in normale omstandigheden glucose aanwezig in urine?

A

NEEN

40
Q

Wat is potomanie?

A

Veel drinken om wille van psychologische oorzaak.