Les 8 - Hacer la compra Flashcards
acht
ocho
achtste
octava
boodschappen doen
hacer la compra
wij gaan
vamos
het fruit
la fruta
de groenten
la verdura
het ding
la cosa
iets
algo
de kropsla
la lechuga
nog iets?
¿algo más?
de kilo
el kilo
hoeveel?
¿cuánto?
zij kosten
cuestan
honderd
cien (voor een zelfst.nw)
ciento (volledig)
geeft u mij
déme (algemeen, letterlijk: geeft u mij)
póngame (markt, kruidenier, letterlijk: zet u voor mij neer)
geven
dar
de druif
la uva
zoet
dulce
deze
estas
leggen, zetten, plaatsen
poner
klein
pequeño / pequeña
alles
todo
even kijken
a ver
zien
ver
het briefje (bankbiljet)
el billete
duizend
mil
het wisselgeld
la vuelta; el vuelto; el cambio
perfect
estupendo
een watermeloen
una sandía
een kleine
una pequeña (-o)
een examen afleggen
hacer un examen
aan iemand een cadeau geven
hacer un regalo
groente en fruit
fruta y verdura (let op: omgekeerde woordvolgorde tov NL)
hoeveel is het samen?
¿Cuánto es todo?
800
ochocientas
het bed
la cama
de boete
la multa
geel
amarillo
niets
nada
november
noviembre
de sneeuw
la niebe
de winter
el invierno
uitnodigen
invitar
een kus
un beso
het jaar
el año
de ananas
la piña
de zakdoek
el pañuelo
het bad
el baño
Vervoeging regelmatige ww op -er
- o
- es
- e
- emos
- éis
- en
lezen
leer
verkopen
vender
begrijpen
entender
vegen
barrer
een biertje
una cerveza
ijsjes
helados
de uitleg
la explicaciön
het trottoir
la acera
informeren naar de prijs (vooraf)
¿cuánto cuesta(n)?
¿cuánto vale(n)?
hoeveel kost het (bij de koop)
¿cuánto es?
¿cuánto es todo?
¿cuánto tengo que pagar?
de bloemkool
la coliflor
de thee
el té