Les 17 - La tienda de comestibles Flashcards
1
Q
de kruidenierswinkel
A
la tienda de comestibles
2
Q
helpen, van dienst zijn
A
atender
3
Q
opgeschreven
A
apuntado
4
Q
opschrijven
A
apuntar
5
Q
het blikje
A
la lata
6
Q
de sardine
A
la sardina
7
Q
de appel
A
la manzana
8
Q
de bloemkool
A
la coliflor
9
Q
zo een
A
así
10
Q
die daar
A
aquélla
11
Q
het mineraalwater
A
el agua mineral
12
Q
de prik, het koolzuur
A
elgas
13
Q
zonder
A
sin
14
Q
het stokbrood
A
la barra de pan
15
Q
een beetje
A
un poco
16
Q
de ham
A
el jamón
17
Q
het pakje
A
el paquete
18
Q
de spinazie
A
las espinacas
19
Q
ingevroren, diepvries
A
congelado / -a
20
Q
het badschuim
A
el gel de baño
21
Q
houden van
A
gustar
22
Q
het ruikt
A
huele
23
Q
ruiken
A
oler
24
Q
bakkerswinkel
A
panadería
25
Q
vlees
A
carne
26
Q
slagerij
A
carnicería
27
Q
vis (gerecht)
A
pescado
28
Q
viswinkel
A
pescadería
29
Q
schoenen
A
zapatos
30
Q
schoenwinkel
A
zapatería
31
Q
gebakjes
A
pasteles