Les 31 - Un encuentro Flashcards
de ontmoeting
el encuentro
aankomen, arriveren
llegar
de ster
la estrella
het is zo / werkelijk waar
es verdad
zelfde
mismo
wat!
!cuánto!
blij zijn, zich verheugen op
alegrarse de
Moet je nou kijken!
!hay que ver!
Dat is ook toevallig!
!qué casualidad!
moe
cansado/a
zoveel
tanto/a
goddank
gracias a Diós
het is het oude liedje
es lo de siempre
ophouden, stoppen
parar
bij zich hebben, meenemen
llevar
slecht
mal
vooral
sobre todo
een slecht humeur krijgen
ponerse de mal humor
tegen zichzelf zeggen
decirse para sí
blijven
quedarse
wat er ook gebeurt
pase lo que pase
Dat geloof ik! / Reken maar!
ya lo creo
tussen haakjes, trouwens
a propósito
wachten
esperar
meegaan
acompañar
intussen
de paso
kletsen
charlar
een glaasje drinken, een borreltje pakken
tomar una copa
zich herinneren
acordarse (ue)
Meen je dat? Serieus?
¿en serio?
wat zeg je me nu!
!No me digas!
beloven
prometer
de vroege ochtend
la madrugada
Iemand voor het eerst ontmoeten
conocer
iemand opnieuw ontmoeten / tegenkomen
encontrarse a / con
Waarom niet … (+ voorstel)
por qué no … (vamos al cine, dejas de fumar, nos tomamos un café?)
Wat is er aan de hand / gebeurd? (je weet dat er iets is, maar niet wat)
¿Qué pasa?