Les 13 - El alfabeto español Flashcards
de komma
la coma
de puntkomma
el punto y coma
dubbele punt
dos puntos
punt (aan het eind van de zin)
punto final
puntjes (…)
puntos suspensivos
het vraagteken
¿ ?
la interrogación
het uitroepteken
la admiración
het haakje
el paréntesis
het koppelteken (-)
el guión
de aanhalingstekens
la comillas
alfabet: ch
che
alfabet: f
efe
alfabet: h
hache
alfabet: j
jota
alfabet: l
ele
alfabet: ll
elle
alfabet: m
eme
alfabet: n
ene
alfabet: ñ
eñe
alfabet: r
ere
alfabet: rr
erre doble
alfabet: s
ese
alfabet: v
uve
alfabet: w
uve doble
alfabet: x
equis
alfabet: y
i griega
alfabet: z
zeta
verschil tussen
él / el
hij / de
verschil tussen
sí / si
ja / als
verschil tussen
está / ésta
bevindt zich / deze
verschil tussen
tú / tu
jij / jouw
getallen: el of la?
el
windstreken: el of la?
el
letters van het alfabet: el of la?
la
vrouwelijke uitgangen
a-d-z-ión
mannelijke uitgangen
l-o-ma-n-s-r
zijn (toestand)
ser + zelfst.nw.
Soy Marieke
komen uit, afkomstig zijn uit
ser de
Soy de Holanda.
zich bevinden
estar en
Estar en el centro del país.
Estar cerca de mercado.
Dolores no está en casa.
gaan naar
ir a + znw
voy al cine
gaan met + vervoer
ir en + znw
voy en avión
gaan op/met
ir de + znw
voy de vacaciones
