Les 11 - En el garaje Flashcards
elf
once
de garage
el garaje
waarmee?
¿en qué?
ik kan
puedo
kunnen
poder
dienen, van dienst zijn
servir
het probleem
el problema
de motor
el motor
warm worden
calentarse
het type
el tipo
u kunt
puede
achterlaten
dejar
lijken, denken
parecer
het zal zijn
será
het uur
la hora
mij helpen
atenderme
helpen
atender
het spijt mij
lo siento
betreuren, spijten
sentir
voorlopig
por el momento
het druk hebben
estar ocupado
de reparatie
la reparación
dringend
urgente
de klant
el cliente
staat / zit te wachten
está esperando
wachten
esperar
om twee uur
a las dos
ga ik
me voy
later
más tarde
laat
tarde
onmiddellijk, meteen
en sequida
ik zie
veo
zien
ver
gebroken, stuk
roto / rota
breken
romper
niets
nada
ernstig
serio
wanneer?
¿cuándo?
het kwartier
el cuarto de hora
als
si
blijven wachten
esperar
zie zo (klaar is Kees)
ya está
opgelost
resuelto
oplossen
resolver
laat de rest maar zitten
quédese con la vuelta
het programma
el programa
het telegram
el telegrama
het systeem
el sistema
het klimaat
el clima
het thema
el tema
2 werkwoorden voor helpen
ayudar: gratis hulp aanbieden of vragen
atender: betaalde dienst aanbieden of vragen
Ik heb het druk
estoy ocupado
Ik ga naar huis (terug)
me voy a casa
Ik ga weg
me voy
Ik sta op
me levanto
Ik ga naar bed
me acuesto
vroeg
temprano
vroeger
más temprano
de wagon
el wagón
het weekend
el weekend
het succes
el éxisto
de taxi
el taxi
het examen
el examen
juist
exacto
bestaan
existir
de buitenlander
el extranjero
vreemd
extraño
uiterst
extremo
gisteren
ayer
het ontbijt
el desayuno
peper en zout
sal y pimienta (let op: omgekeerd)
de schoenen
el zapatos
de vrede
la paz
de suiker
el azúcar
het hart
el corazón
de brievenbus
el buzón
Hoe laat is het?
¿Qué hora es?
Het is 1 uur
Es la una.
Het is 2 uur
Son las dos.
Het is half 2
Es la una y media
Het is half drie
Son las dos y media.
Het is kwart voor 1
Es la una menos cuarto
Het is kwart over 1
Es la una y cuarto
Het is kwart voor zes
Son las seis menos cuarto
Het is kwart over zes
Son las seis y cuarto
Het is kwart voor vier
Son las cuatro menos cuarto
een kwartier
un cuarto de hora
drie kwartier
tres cuartos de hora
Om hoe laat?
¿a qué hora?
Om een uur
a la una
Om half vier
a las tres y media
Om acht uur ‘s morgens
a las ocho de la mañana
om drie uur ‘s middags
a las tres de la tarde
om tien uur ‘s avonds
a las diez de la noche
Het is precies twee uur
son las dos en punto
Het is iets over twee
son las dos y pico
De vervoeging van het werkwoord ir (gaan)
voy vas va vamos vais van
boodschappen doen
ir de compras
op vakantie gaan
ir de vacaciones
op excursie gaan
ir de excursión
op reis gaan
ir de viaje
