Les 6 - Usos sociales Flashcards
zes
seis
zesde
sexta
sociale gebruiken; omgangsvormen
usos sociales
de (voor)naam
el nombre
aangenaam
encantado (door mannen)/ encantada (door vrouwen)
willen
querer (ww)
u voorstellen
presentarle
voorstellen
presentar (ww)
mijn
mi
de chef
el jefe
dit is
ésta es
het bezoek
la visita
uw
su
zitten
sentarse (ww)
Hoe gaat het ermee?
¿Qué tal?
hé! (uitroep)
¡eh!
dit is
éste es
de vriend; de verloofde
el novio
niet
no
ken jij
conoces
kennen
conocer (ww)
de klasgenoot
el compañero de clase
Bent u …?
¿Es usted …?
Hoe gaat het met u?
¿Cómo está usted?
En (hoe gaat het) met u?
¿y usted?
Kijk, ik wil u voorstellen aan mijn chef.
Mire, quiero presentarle a mi jefe.
Gaat u zitten, alstublieft.
Siéntese, por favor.
Wilt u een kopje koffie?
¿Quiere un café?
Wilt u een kopje koffie?
¿Quiere un café?
horen
oír
Pardon (luistert u alstublieft even)
oiga
Pardon (zeg, hé…) (jij-vorm)
oye
Weet je waar de toiletten zijn?
Oye, ¿sab es dónde están los servicios?
Mijn naam is Marieke Dijkers
Mi nombre es Marieke Dijkers (voor- en achternaam!)
Dit is Carolina.
Ésta es Carolina.
Dit is Carlos.
Éste es Carlos.
Ken jij Ricardo niet?
¿No conoces a Ricardo? (lijd.vw. persoon = a)
Heb je Paco gezien?
¿Has visto a Paco? (lijd.vw. persoon = a)
de Nederlander
el holandés
de Nederlandse
la holandesa