les 2: étouffement Flashcards
Iemand is inteligent
Il/elle est un gros cerveau
hij steekt zijn middenvinger op
Il monte le majeur
het is een onbeleefd teken/gebaar
c’est une signe grossier
hij steekt zijn duim op
Il met son pouce en l’air
een gebaar/handeling dat redt
un geste qui sauve
een oogopslag
un coup d’oeil
des te beter
tant mieux
stikken
étouffer
een verstikking
un étouffement
een verstopping/ blokkage
une obstruction
blokkeren/verstoppen
obstruer
een verstopping van de luchtwegen
une obstruction des voies respiratoires
de ademhaling
la respiration
ademhalen
respirer
een samendrukking/samenpersing
une compression
samendrukken/samenpersen
compresser
samenpersen van de longen
une compression pulmonaire
de stroom/omloop
la circulation
stromen/omlopen
circuler
de bloedsomloop
la circulation du sang
synoniem la circulation du sang
la circulation sanguine
de hoest
la toux
hoesten
tousser
een samentrekking
une contraction
samentrekken
contracter
samentrekken van een spier
la contraction d’un muscle
de ontspanning/loslating
une décontraction
(zich) ontspannen/ loslaten
(se) décontracter
het ontspannen van een spier
la décontraction d’un muscle
een verslapping/loslaten/ontspanning
Un relâchement
verslappen/loslaten/ontspannen
relâcher
het ontspannen/loslaten van spieren
le relâchement des muscles
een stretch
un étirement
uitrekken, stretchen
étirer
rek en strek oefeningen in turnen
les exercices d’étirement en gymnastique
de luchtstroom
la circulation de l’air
slikken/inslikken
avaler
verslikken
avaler de travers
oefenen
Exercer
druk uitoefenen
excerser une pression
laten liggen/rondslingeren
Laisser traîner
speelgoed
des jouets
een pakket
un colis
een parel
une perle
het dient tot niets
ça ne sert à rien
het werkt niet
ça ne marche pas