6B dialogue Flashcards
1
Q
hoe gaat het inf.
A
comment vas-tu
2
Q
voelt u zich beter dan gisteren
A
Vous vous sentez mieux qu’hier ?
3
Q
je voel me niet zo goed ik heb niet zo goed geslapen vannacht
A
Je ne me sens pas très bien parce que je n’ai pas bien dormi
4
Q
ik ben helemaal klaar voor de trip
A
Je suis en plein forme et prêt pour le voyage
5
Q
omdat
A
car
6
Q
ik voel me echt niet goed, mag ik naar huis gaan
A
je ne me sens vraiment pas bien, puis-je rentrer à la maison