ça brule 2 Flashcards
1
Q
een brandblusser
A
un extincteur
2
Q
het poeder
A
la poudre
3
Q
de straal
A
le jet
4
Q
het gelaat
A
la figure
le visage
5
Q
aanbrengen
A
appliquer
6
Q
afkoelen
A
refroidir
7
Q
de afkoeling
A
le refroidissement
8
Q
belangrijkste
A
primordial
9
Q
behouden
A
maintenir
10
Q
het behoud
A
le maintien
11
Q
een weefsel
A
un tissu
12
Q
onderliggend
A
sous-jacent
13
Q
de laag
A
la couche
14
Q
zich uitbreiden
A
s’étendre
15
Q
groter worden
A
devenir plus grand