le français au quotidien 6.2

Question 1

ik woon in de stationsstraat

Answer 1

J’habite rue de la gare

Question 2

Ik woon in de stationsstraat nummer 17

Answer 2

J’habite rue de la gare (au) numéro 17

Question 3

Ik woon in Hasselt.

Answer 3

J’habite à hasselt

Question 4

Ik kom van Brussel.

Answer 4

Je viens de Brussel

Question 5

Ik woon in Marokko.

Answer 5

J’habite au Maroc

Question 6

Ik woon in België.

Answer 6

J’habite en Belgique

Question 7

Zij woont in Irak.

Answer 7

Elle habite en Irak

Question 8

Zij wonen in Nederland.

Answer 8

Ils habitent aux Pays-bas

Question 9

Ik kom uit Frankrijk.

Answer 9

Je viens de France

Question 10

Ik ben 18 jaar.

Answer 10

J’ai 18 ans

Question 11

Ik word 18 jaar.

Answer 11

J’aurai 18 ans
je viens avoir 18

Question 12

Ik ben net 18 jaar geworden.

Answer 12

je viens d’avoir 18 ans

Question 13

Ik ben geboren op 1 mei.

Answer 13

Je suis née le premier mai

Question 14

Ik ben geboren op 2 mei.

Answer 14

Je suis née le deux mai

Question 15

Ik ben geboren op 29 augustus.

Answer 15

Je suis née Le vingt-neuf août

Question 16

Ik ben geboren in 2001.

Answer 16

Je suis née en 2001

Question 17

Wij zijn verhuisd in 1999.

Answer 17

Nous avons déménagé en 1999

Question 18

Wij zijn getrouwd in 1995.

Answer 18

Nous nous sommes mariés en 1995

Question 19

Wij zijn 3 jaar geleden getrouwd.

Answer 19

Nous nous sommes mariés il y a 3 ans

Question 20

Ik ben al 10 jaar getrouwd.

Answer 20

Je suis marié depuis 10 ans
Ça fait 10 ans que je suis marié

Question 21

ik ben afkomstig uit belgië

Answer 21

Je suis originaire de Belgique
Je suis d’origine Belge

Question 22

Kan je me even zeggen hoe je naam ook alweer was

Answer 22

Pourriez-vous me rappeler votre nom

Question 23

wanneer ben je jarig

Answer 23

quand fêtez-vous votre anniversaire

Question 24

wij zijn even oud

Answer 24

nous avons le même age

Question 25

ik ben ouder dan mijn zus

Answer 25

je suis plus âge(e) que ma soeur

Question 26

woon je bij je ouders

Answer 26

vous vivez chez vos parents

Question 27

ik woon alleen

Answer 27

je vis seul

Question 28

ik woon samen met mijn vriend

Answer 28

je vis avec mon copain

Question 29

ik heb een vriendin

Answer 29

j’ai une copine

Question 30

wij zijn uit elkaar

Answer 30

nous nous sommes quittés

Question 31

wij wonen apart

Answer 31

nous vivons séparément

Question 32

ik ben gescheiden

Answer 32

je suis divorcé(e)

Question 33

mijn man is overleden

Answer 33

mon mari est décédé

Question 34

enig kind

Answer 34

enfant unique

Question 35

vrijgezel

Answer 35

célibataire

Question 36

getrouwd

Answer 36

marié(e)

Question 37

student

Answer 37

étudiant(e)

Question 38

gescheiden

Answer 38

divorcé(e)

Question 39

weduwnaar, weduwe

Answer 39

veuf, veuve

Question 40

zwanger

Answer 40

enceinte